Als olieboringen negatief in het nieuws komen, gaat het voornamelijk over de schadelijke effecten die de boringen hebben op de natuur: er is sprake van milieuvervuiling, de boringen naar olie en de verbranding ervan dragen in grote mate bij aan het broeikaseffect, en de boringen verstoren migratiepatronen van dieren. Al met al zijn dit problemen die mondiaal veel invloed hebben. Op een meer lokaal schaalniveau kennen de boringen echter veel ingrijpendere gevolgen, zowel voor de natuur, als voor lokale economieën en de mensen die er wonen. Dit is het best merkbaar in het verre Noord-Alaska: het koude en barre thuis van de Inupiaq.

Het verre noorden van Alaska vormt de thuishaven van een van de meest geïsoleerde culturen op de planeet: de Inupiaq (beter bekend als de eskimo). Honderden jaren lang wist deze cultuur zelfstandig te overleven buiten de rest van de wereld. De cultuur was afgezonderd op elk mogelijk gebied: economisch zelfvoorzienend, politiek zelfbesturend en sociaal gezien hadden de Inupiaq een bijzondere status. De Inupiaq zijn eeuwen lang jagers-verzamelaars geweest. Ze waren en zijn nu nog steeds in grote mate afhankelijk van wat het land en de zee hen te bieden heeft. Door het gebrek aan groente en fruit, en dus aan essentiële vitaminen, jagen de Inupiaq op walvissen (rijk aan vitamine C!) om dit te kunnen compenseren. De jacht op zeehonden en walvissen is voor de gemeenschap een van de belangrijkste middelen van bestaan, samen met visvangst en de jacht op andere arctische dieren, waaronder elanden en (ijs)beren. De Inupiaq-cultuur vestigde zich rond 1000 voor Christus en is pas sinds de jaren ’60 van de vorige eeuw substantieel veranderd als een gevolg van olieboringen in combinatie met globalisering. Wat volgde was een tijdperk waarin vele aspecten van de cultuur verdwenen en de Inupiaq, een ooit hechte gemeenschap, langzaam uiteen begon te vallen.

De eerste stap voor deze ontwikkeling werd gezet door Europese commerciële walvisvissers die zich in het gebied van de Inupiaq begaven. De Inupiaq gebruikten traditioneel een harpoen om op walvissen te jagen, maar door de ontmoeting met Europese walvisvissers en hun modernere wapens, stapten de Inupiaq over op dezelfde wapens. Deze wapens waren echter vele malen duurder dan de traditionele wapens, en daarmee nam het aantal manschappen wat de nieuwe wapens kon betalen snel af. Het jagen op walvissen bleef een van de belangrijkste bestaansmiddelen, maar werd in toenemende mate bemoeilijkt door de hoge kosten van wapens en het niet kunnen concurreren met de Europese commerciële walvisvissers.

Zelfs nu is de walvisjacht nog steeds een belangrijk middel van bestaan, maar dit wordt bedreigd door de restricties die op de jacht worden gelegd door Amerika en Europa. De walvisjacht en de jacht op zeedieren in het algemeen wordt ook in toenemende mate zowel direct als indirect bedreigd  door olieboringen aan de kust van Alaska. Door het geluid van de boren worden migratiepatronen van de dieren verstoord, waardoor ze niet meer binnen bereik komen van de Inupiaq. De boringen verstoren het ecosysteem, waardoor de opbrengsten van de jacht steeds meer onvoorspelbaar en onregelmatig worden. Dit is een groot probleem en roept veel bezorgdheid op binnen de gemeenschap.

De klimaatverandering die wordt veroorzaakt door olieboringen en het gebruik van olie zorgt er voor dat het landijs steeds verder terug trekt en onregelmatiger en minder aangroeit. Dit bemoeilijkt ook de jacht op het land, dieren worden uit hun leefgebieden gejaagd en worden steeds moeilijker teruggevonden door de Inupiaq. Ook zorgt dit aan de kust voor meer erosie, en overstromingen komen vaker voor waardoor de kustdorpen bedreigd worden.

De Europese walvisvaarders zetten de eerste stap met het contact leggen tussen de Inupiaq-cultuur en het westen. Een tweede stap werd gezet door oliemaatschappijen, en hierna raakte het westen steeds verder betrokken bij de gemeenschap. Het verbeterde contact  droeg eraan toe dat er een aantal westerse producten in omloop werden gebracht bij de Inupiaq. Hieronder vielen onder andere luiers, bordspellen, de eerder genoemde wapens die de harpoen vervingen, babymelk, en nog vele andere producten die ‘het leven makkelijker maakten’. Maar deze werden wel vervangen door oude producten, die kenmerkend waren voor de Inupiaq-cultuur. Het inbrengen van deze nieuwe producten door globalisatie kan dus worden gezien als een stukje cultuur dat verloren ging.

Vanaf de jaren ’60 van de vorige eeuw werd Alaska aangewezen als potentieel belangrijk voor de alsmaar stijgende vraag naar olie. In 1967 startten de eerste boringen naar olie in de kustgebieden van Alaska. Later resulteerde dit in de vondst van het grootste olieveld ooit gevonden in Noord-Amerika. Was dit goed nieuws voor de Inupiaq? Niet echt. Vanaf hier raakt de achteruitgang van de cultuur in een neerwaartse spiraal. Dit is niet alleen het gevolg van negatieve effecten van olieboringen op natuur en omgeving, de effecten op sociale aspecten spelen hierbij een veel grotere en aanzienlijk belangrijkere rol.

Met de vondst van olie waren er hoopvolle berichten dat de exploitatie ervan vele banen zou creëren, dit zou dus goed zijn voor de economische kansen van de Inupiaq. Niets was minder waar. In de olie-industrie werden geen Inupiaq aangenomen door hun gebrek aan westerse educatie en hun gebrek aan onderwijs in het algemeen. Hiermee werden de Inupiaq uitgesloten van de enorme economische impuls die Alaska vergaarde met de olie.

Het resultaat was dat eind jaren ’60 de eerste lokale scholen werden opgericht. De moderne Inupiaq moest vanaf nu verplicht van zijn zesde tot zijn zestiende naar school. De scholen werden opgericht door het Bureau of Indian Affairs: een organisatie van het Amerikaanse ministerie van Binnenlandse Zaken dat de belangen van de oorspronkelijke bevolkingen van Amerika waarborgt. De scholen werden ingericht en afgestemd op westerse educatie: totaal verschillend van de normen en waarden die de Inupiaq-kinderen van huis uit meekregen. Veelal snapten de kinderen het contrast niet tussen wat zij op school leerden en wat zij thuis leerden. Ook de ouders waren het niet eens met de manier van lesgeven, zij waren niet bepaald enthousiast over het idee van school maar achtten een opleiding nodig voor het moderne kind in een naar buiten gerichte en veranderende samenleving.

De verschillende normen, waarden, opvattingen en ideeën die de Inupiaq-jongeren nu vanuit twee werelden meekregen zaaiden verwarring. Het was moeilijk kiezen welke de juiste was. Het feit dat het op school werd verboden om de Inupiaq-taal te spreken droeg bij aan het proces van twijfel tussen de twee wereldbeelden. Al met al leidde dit onder de kinderen tot onzekerheid en innerlijke verwarring en onrust.

Al met al kwam bij de Inupiaq-jongeren veel meer het besef dat hun wereldaandeel klein en onbelangrijk was. Veel betrekkingen gingen aan hun neuzen voorbij zonder dat hen überhaupt de kans was geboden om ze te grijpen of om aansluiting te vinden bij de andere wereld. Dit deed niet heel veel goeds voor hun eigenwaarde en trots voor hun cultuur.

Het schoolsysteem van het  Bureau of International Affairs leerde de Inupiaq-jongeren over de wereld buiten hun cultuur, maar leerde niet hoe zij in deze andere wereld konden integreren. Hierbij kwam het feit dat voor verdere educatie er geen scholen dichtbij de Inupiaq-dorpen gelegen waren. Voor middelbaar schoolonderwijs moesten de jongeren dus wegtrekken uit hun vertrouwde omgeving en leven in een omgeving waarin zij zich moeilijk konden vinden. Voor velen was dit een reden om thuis te blijven. Dit had als nadeel dat er geen economische kansen waren voor achterblijvers. Dit waren voornamelijk vrouwen, voor hen waren er in die tijd al helemaal geen banen dichtbij die voor hen waren weggelegd. Als zij een baan wilden, werden ze gedwongen om weg te gaan en daarom verkozen velen toch het leven bij de Inupiaq over het leven in de westerse wereld. Jongeren van de Inupiaq-cultuur zaten hiermee gevangen op zowel economisch, sociaal en cultureel gebied. School had een oplossing moeten bieden voor integratie in de westerse wereld en werkverschaffing, maar deed het tegenovergestelde.

Door verbeterde omstandigheden in de gezondheidszorg groeide het bevolkingsaantal. Steeds meer vrouwen bevielen in ziekenhuizen waardoor er minder kindersterfte was. Ruim 60% van de Inupiaq-bevolking is dan ook jonger dan 30 jaar. Opeens waren er veel jongadolescenten die allemaal tussen twee werelden instonden en in geen van beiden hun eigen plek wisten te vinden. De toekomst was voor hen onzeker.

De jongeren die weg waren getrokken voor middelbaar onderwijs vestigden een soort subcultuur van Inupiaq in westerse kleding, levend tussen de twee culturen in. Maar ook de thuisblijvers vonden zichzelf tussen twee culturen in. De jongeren voelden zich in steeds mindere mate betrokken bij de Inupiaq-cultuur, als gevolg van educatie en ook als gevolg van verslechterde communicatie tussen de jongeren en de oudere generaties. Door de verminderde verbondenheid in combinatie met de geïsoleerde ligging van de gemeenschap, trokken sommige jongeren zo nu en dan naar westerse stadjes om daar te zoeken naar inpassing. Dit alles zorgde voor een nog grotere kloof tussen oude en nieuwe generaties binnen de gemeenschap, waarin de cultuur langzaam maar zeker in verval raakte en in steeds grotere mate aangepast of zelfs vervangen werd.

Sinds de jaren ’70 zijn er binnen de gemeenschap serieuze problemen met de jeugd. Psychoses en psychologische inzinkingen komen enorm vaak voor, alcoholisme is een maar al te bekend verschijnsel en zelfmoorcijfers liggen enorm hoog. De eens zo hechte en bijzondere Inupiaq-cultuur valt compleet uit elkaar met alle gevolgen van dien.

Onlangs kwam het bericht in het nieuws dat Shell zich terug trekt uit Alaska: het boren naar olie blijkt niet langer rendabel te zijn. Door de educatie die Inupiaq kregen vanaf de jaren ’60 konden zij steeds vaker terecht bij oliemaatschappijen – waaronder Shell- voor werk. De weinige (al dan niet de enige) echte economische kansen voor de Inupiaq trekken hiermee weg uit het gebied, juist nu de economische kansen het hardste nodig zijn.

Toch kwamen er ook positieve geluiden op het nieuwsbericht. Velen zagen dit als de ‘redding’ van de Inupiaq-cultuur. Over dit bericht zei Mr. Glen, Vice-President van de Arctic Slope Regional Corporation: ‘To say that the oil and gas industry succeeds does not mean that our culture fails.’ Echter als men het voorgaande in acht neemt bij het bekijken van deze quote, kan worden gesteld dat Mr. Glen hierin niet meer fout had kunnen zijn: in combinatie met globalisering heeft het boren naar olie en gas in Noord-Alaska een substantiële beweging in gang gezet waardoor de Inupiaq-cultuur in een doorgaande neerwaartse spiraal terecht is gekomen.

 

Meer lezen over de Inupiaq? http://arcticcircle.uconn.edu/HistoryCulture/Inupiat/