De zogenaamde ‘carbon comparator’, ontwikkeld door de Energy and Climate Intelligence Unit (ECIU), vergelijkt de klimaatinspanningen van alle landen met meer dan 125.000 inwoners. De hoogste scores komen verrassend genoeg niet uit Ijsland, Zweden of Noorwegen, maar uit een klein koninkrijkje in de Himalaya. Volgens de berekeningen van ECIU haalt Bhutan drie keer zoveel CO2 uit de atmosfeer dan dat het uitstoot, waarmee het Boeddhistische bergstaatje de wereldranglijst aanvoert.

Bhutan, waar kennen we die naam ook alweer van? De oplettende geograaf weet het antwoord al. Het is het land dat meer waarde hecht aan het nationaal geluk dan aan het nationaal product. De Bhutaanse regering geeft niks om economische groei, maar is volledig gefocust op het zo gelukkig mogelijk maken van haar bevolking. Om het geluk te meten introduceerde koning Wanchuck in 1971 al het Bruto Nationaal Geluk. Deze index is niet alleen gebaseerd op bijvoorbeeld gezondheid, opleiding en cultuurbehoud, maar ook op duurzaamheid.

Dat laatste puntje is blijkbaar zo serieus genomen door de Bhutaanse regering, dat ze zichzelf prompt het meest klimaatvriendelijke land ter wereld mogen noemen. Althans, volgens de indicator van de ECIU. De rijke, ontwikkelde Scandinavische landen zijn hiermee min of meer in hun hemd gezet door het arme, onderontwikkelde Bhutan, dat veel minder technologische en financiële middelen heeft om zich in te zetten tegen klimaatverandering. Hoe hebben de Bhutanezen dit in vredesnaam voor elkaar weten te krijgen?

Allereerst is driekwart van het land bedekt met bos, waardoor een groot deel van het land dient als CO2-opslagplaats. Het échte geheim van Bhutan schuilt hem echter in de zogenaamde ‘blauwe economie’. De blauwe economie schrijft voor dat duurzame ontwikkeling mogelijk is met wat lokaal ter beschikking is en dat de gezondste producten ook de goedkoopste moeten zijn. Het was een antwoord op de beperkingen van de ‘groene economie’, waarin wat goed is voor het milieu slecht is voor onze portemonnee. Bhutan bleek, als boeddhistisch land vrij van commerciële tradities, een ideaal proefkonijn voor de blauwe economie.

Zo gebruikt Bhutan bijvoorbeeld zijn bossen om benzine te tappen. De hars van de blauwe den, één van de vele boomsoorten in het land, wordt verwerkt tot terpentijn. Dit wordt vervolgens gezuiverd om benzine te maken. Hiermee voorziet Bhutan zichzelf niet alleen van een alternatief voor fossiele brandstoffen, maar creëert het ook banen, waarmee het de economie versterkt. Een ander voorbeeld van de ‘blauwe economie’ is te vinden in de hoofdstad Thimphu. Door verstedelijking raakt het water hier ernstig vervuild en is er een enorme toename van het waterverbruik. De oplossing heeft de stad al gevonden: in samenwerking met het bedrijf Ecocycle wordt het water in ieder gebouw tot drinkwater omgezet. Water wordt als het ware ter plekke gerecycled. Hierdoor zijn riolering en waterzuivering, en de emissies die met deze waterketen gepaard gaan, niet meer nodig. Thimphu wordt ’s werelds eerste hoofdstad zonder riolering. Dit is niet alleen goed voor het klimaat, maar het betekent ook een flinke kostenbesparing.

Bhutan laat met de blauwe economie zien dat klimaatvriendelijkheid en betaalbaarheid wel degelijk samen kunnen gaan. Hiermee introduceert Bhutan niet alleen een nieuw economisch model, maar bewijst het ook dat zelfs de kleinste, armste staten een bijdrage kunnen leveren aan de strijd tegen klimaatverandering.