Nationalisme neemt een belangrijke plek in bij het nastreven van politieke doelen. Ondanks dat nationalisme veelal doet denken aan vroegere tijden – de Franse revolutie, de opkomst van Nazi Duitsland- is het begrip dichterbij dan men denkt. Uit deze twee voorbeelden blijkt ook het gevaar van nationalisme als politiek middel. In dit artikel bekijken we een recenter voorbeeld van hoe nationalisme ingrijpende maatschappelijke gevolgen kan veroorzaken. Dit doen we aan de hand van een korte uiteenzetting over het conflict tussen Servië en Kosovo.

Deze uiteenzetting begint in 1389 op het Merelveld: een historisch veld in het huidige grondgebied van Kosovo. Ruim 600 jaar geleden vond hier een veldslag plaats tussen tussen christelijke strijders onder leiding van Servische leider Lazar (de Knez) en de Ottomanen, die vandaag de dag nog steeds relevant is voor de Servische nationaliteit, en identiteit. De Ottomanen wonnen de fysieke slag, maar in de mythe van Kosovo Polje, zo als het Merleveld ook wel wordt genoemd, wordt verteld dat de Serven op spiritueel gebied de slag toch wonnen. De Servische leider zou de avond voor de slag namelijk een keuze aangereikt hebben gekregen: de keuze tussen een koninkrijk op aarde of een koninkrijk in de hemel. Door de slag te verliezen van de Ottomanen, stelde de Knez de hemel open voor alle Servische mensen (Bieber, 2002, p. 96 ;Deterez, 2009, pp. 257-258).

De eerste verhalen over de veldslag werden in de eeuwen na de slag pas vastgelegd. De mythe zoals deze vandaag de dag wordt herinnert is echter pas gecreëerd in de loop van de 17e en 18e eeuw, en pas opgeschreven in de 19e eeuw met de opkomst van de Servische nationale beweging (Bieber, 2002, p. 98). Ondanks de late vastlegging van de slag, werd het een van de belangrijkste pijlers in de Servische identiteit: een jaarlijkse herdenking, een monument, liederen, films, enzovoorts. Hoe kan zo’n schijnbaar onbelangrijke slag in een ver verleden zo veel nationalistische gevoelens opwekken?

Rond 1840, na de vaststelling van Servië als autonoom vorstendom, werd de Servische expansiedrang uitgesproken door de toenmalige minister van buitenlandse zaken. Het vorstendom zou moeten worden hersteld naar haar 14e eeuwse grenzen. Hierbij werden er claims gelegd op delen van Noord-Griekenland, Bosnië, Albanië en Bulgarije. In de 19e eeuw hadden de Serven er vooral baat bij om uit te breiden richting de Adriatische Zee vanwege economische belangen. De kortste weg naar deze belangen was via Bosnië, maar deze weg werd geblokkeerd door het Verdrag van Berlijn. Omdat Bosnië onder bescherming stond van Oostenrijk-Hongarije, moesten de Serven uitwijken naar een andere route. Deze route liep door Kosovo en Albanië.

In Kosovo was de bevolking overwegend Albanees. Etnische claims op het grondgebied van Kosovo kwamen daardoor moeilijk op gang. Volgens de Serviërs waren de Kosovaarse Albanezen in Kosovo daarom eigenlijk toch Serviërs die ge-Albaniseerd zouden zijn. Tevens richtten de Serviërs zich op historische overwegingen om Kosovo te kunnen claimen. Hierbij werd teruggegrepen naar de slag bij Kosovo Polje en andere historische Servische belangen op het territorium van Kosovo (Deterez, 2009, pp. 260 -262).

Meer dan een eeuw na de opkomst van de Servische expansiedrang staan de verhoudingen tussen Servië en Kosovo nog steeds op scherp. De slag op het Merelveld werd door president Slobodan Milošević in 1989 gebruikt als politiek middel om de claim op het Kosovaarse grondgebied te rechtvaardigen. Hiermee werd ze een zogenaamd chosen trauma:

 

 

“A chosen trauma is the shared mental representation of an event in a large group’s history in which the group suffered a catastrophic loss, humiliation, and helplessness at the hands of enemies. When members of a victim group are unable to mourn such losses and reverse their humiliation and helplessness, they pass on to their offspring the images of their injured selves and the psychological tasks that need to be completed.” (Volkan, 2002, p.8).

Politieke leiders kunnen deze chosen traumas weer nieuw leven in blazen om op deze manier meer aanhang te krijgen voor hun eigen politieke ideeën. In Servië wist de toenmalige president Slobodan Milošević de slag bij het merelveld als chosen trauma 600 jaar na de slag zelf weer nieuw leven in te blazen, en daarmee het Servisch nationalisme aan te wakkeren (Volkan, 2002). Volgens de Servische mythe werden de Servische strijders, en vooral de prins Lazar vermengd met Bijbelse figuren in het christelijke geloof.  De veldslag werd hiermee verwant gemaakt aan het christelijke geloof en daarmee een deel van de Servische identiteit. Het stoffelijk overschot van prins Lazar zou volgens historici zijn begraven in een klooster in Ravanicva. Later werd het door het Ottomaanse rijk verplaatst naar Fruskha Gora, een stad ten noordwesten van Belgrado. Hier bleef het bewaard tot in 1989 het lijk in opdracht van Milošević werd opgegraven, om het lijk weer terug te brengen naar zijn oorspronkelijke rustplaats. Maar voordat het daar kwam werd het langs veel Servische dorpen en steden in het land gebracht, waar het werd ontvangen door een enorme rouwende, in zwart gehulde menigte (Volkan, 2002). Door deze actie werd de Slag op het Merelveld weer in het collectieve geheugen van de Serviërs omhooggehaald, een politieke actie om het Servisch nationalisme te versterken. De historische slag wordt ieder jaar herdacht op de Vidovdan: de nationale rouwdag, en een van de belangrijkste nationale feestdagen van Servië (Máiz, 2014, p. 173).

De Servische nationalistische houding ten opzichte van Kosovo heeft het Kosovoconflict aangewakkerd. De historisch veldslag op Kosovo Polje vormde hierbinnen een belangrijk element. De Serviërs hadden het grondgebied van Kosovo verloren in 1974 en waren vastbesloten om Kosovo terug te winnen. In 1989 maakte de president een einde aan de Kosovaanse autonomie en daarna begon een periode van hevige onderdrukking. Deze statusverandering is een duidelijke voorbeeld van hoe politiek van bovenaf nationalisme kan aansturen om bepaalde doelen te kunnen bereiken (Paul, 2015, p. 327). De slag bij Kosovo Polje werd gebruikt als middel om het collectieve nationalisme aan te wakkeren, en om de claim op Kosovo te kunnen rechtvaardigen. De veldslag werd hiermee dus een belangrijk element in de geopolitiek van Servië. Uiteindelijk waren de acties van de Servische president ook een van de directe aanleidingen tot de genocide in Kosovo (Volkan, 2005).

TL;DR

Een kleine veldslag met grote gevolgen draagt ruim 600 jaar na data bij aan de dood van meer dan 10.000 veelal onschuldige mensen.

Referenties:

Bieber, F. (2002). Nationalist mobilization and stories of Serb suffering: the Kosovo myth from 600th anniversary to the present. Rethinking history, 6(1) pp. 95 – 110.

Deterez, R. (2009). De mythe van de slag op het Merelveld. Groniek (Groningen. 1967) 42(184) pp. 255 – 266.

Paul, L. (2015). Staten en naties: politieke en culturele grenzen vallen niet samen. In de Pater, B. & Paul, L., Europa: een nieuwe geografie (pp. 307 – 342). Perspectief Uitgevers: Utrecht.

Máiz, R., William, S. (2014) identity and Territorial autonomy in plural societies. Routledge

Volkan, V., D. (2002). Bosnia-Herzegovina: Chosen trauma and its transgenerational transmission. In: Shatzmiller, M., Islam and Bosnia: Conflict Resolution and Foreign Policy in Multi-Ethnic States (pp. 86 – 97). McGill-Queens’s Press.

Volkan, V., D. (2005). Large-group identity, large-group regression and massive violence. International Newsletter of the Group-Analytic Society, 11. University of Virginia. Verkregen van: http://www.freudconference.com.au/online_papers/Large-Group_Identity.pdf