Op kerstavond 2016, half 10, kom ik met de metro aan op Den Haag Centraal. Net m’n bus gemist en de volgende komt pas over een half uur. Jammer, dan maar zitten op een bankje binnen bij het busstation. Ik kijk uit over de stationshal. Ik zie 1, 2, 5 treinen binnen rijden, 1 trein weg met drie rennende metgezellen er achter aan. Mijn telefoon is uitgevallen, ik heb geen zin om winkeltjes te kijken en ook op mijn boek kan ik mij niet concentreren. Door alle kerst-stress, het gevoel van onderweg zijn en de planning die ik voor de komende dagen in mijn hoofd heb, besluit ik om gewoon maar een half uur te gaan zitten en kijken wat er om mij heen gebeurt.

Nog 28 minuten, dan komt de bus. Een meisje zachtjes snikkend, zittend tegen een pilaar daar bij spoor 5. Niemand loopt naar haar toe om te vragen wat er is. Als ik even wegkijk om een pen te pakken, is ze verdwenen. Weer verder onderweg. Een vrouw, een jonge moeder, die vrolijk rondjes rent en gekke bekken trekt naar haar kind in de buggy, er achter komt dat haar trein toch ergens anders vertrekt, en dan geen rondjes maar perronnetjes rent naar een andere trein en die rijdt weg met vrouw en baby, en een hoop andere mensen onderweg.

Een man die zijn veters strikt, een rij voor koffie daar bij de Kiosk, een NS conducteur die verdwaald om zich heen kijkt, een zoenend stelletje op het bankje naast me. Trein komt binnen, trein rijdt weg. Flashende reclameborden met kerstadvertenties op het tramstation voor me. Een Engels sprekende vrouw met grote tas die vrolijk aan mij vraagt waar de piano is. Waar zou zij naar op weg zijn? De man met patatje mayo die op zijn broek morst, het afveegt met een vieze servet en vervolgens om zich heen kijkt of iemand het gezien heeft.

Dan kijk ik achterom en daar staat m’n bus al. Nog bijna gemist ook. Ik stop mijn pen weg, kijk nog even achterom naar het station en ga weer verder op weg.