Hoe we van overledenen afscheid nemen is al lang hetzelfde. We stoppen ze onder de grond of we verbranden ze. Het is een raar onderwerp om een artikel over te schrijven. Maar sinds kort wordt er in Nederland steeds meer nagedacht over of er niet betere manieren zijn. Aan begrafenissen en crematies zijn namelijk aardig wat nadelen gebonden.

Vanaf de Bronstijd was verbranding de meest toegepaste methode waarop de samenleving zich van zijn lijken ontdeed. Ook bij de Romeinen was dat zo, totdat zij uit economische noodzaak (brandhout werd schaars) overgingen op begraven. Maar tot in de zevende eeuw werden de doden in West-Europa voornamelijk verbrand, met uitzondering van de christenen. In 785 verbood Karel de Grote het verbranden van mensen. Maar cremeren was pas echt verleden tijd in 1300. Pas na het midden van de negentiende eeuw begon de crematiegedachte weer veld te winnen. Vanwege de vaak onhygiënische praktijken op kerkhoven (stankoverlast door het slordig begraven) die bovendien vaak nog binnen de bebouwde kom lagen, pleitten met name medici voor de ‘schone’ verbrandingsmethode. De eerste officiële crematie vond plaats in Italië 1873. In Nederland vond de eerste crematie pas in 1913 plaats.

Mensen begraven neemt heel veel ruimte in. In Nederland neemt 1 graf gemiddeld zo’n 10 vierkante meter in. Dat zou betekenen dat we met de begraven mensen in 2016 ongeveer 80 voetbalvelden vullen. In Jerusalem beginnen ze hier de consequenties van te voelen. In Israël is het namelijk erg ongebruikelijk om mensen te cremeren. De stad komt nu met een oplossing die eigenlijk al eeuwen oud is: en ondergrondse begraafplaats. In de kunstmatige grot van zo’n 1,5km (je leest het goed) bij 15 meter, kunnen in een soort bijenkorf structuur 24 duizend overledenen begraven worden. Het project kost dan ook 48 miljoen euro, maar met de nieuwe catacombe inclusief verlichting, ventilatiesystemen en liften zou de stad 12 jaar vooruit moeten kunnen.  Naast dat mensen begraven veel ruimte en geld kost, is het ook ver van milieu vriendelijk. Om het vervoeren van een grafsteen te compenseren zou een persoon een jaar lang drie keer per week geen vlees moeten eten. Cremeren lijkt dus een praktischere en betere optie, maar hier komt alleen maar meer CO2 bij vrij; in totaal per crematie ongeveer 200 kilo. Dat staat gelijk aan ruim 900km rijden in je auto.

Er zijn veel wetenschappers die om deze redenen pleiten voor alternatieve methoden. In de VS en in Canada is onlangs een nieuwe manier gelegaliseerd: Resomeren noemen ze het. In Nederland wordt het nog niet gedoogd; zowel in het woordenboek van Microsoft word en het wetboek komt het woord resomeren nog niet voor. Resomeren komt van het Latijns-Griekse woord ‘resoma’ dat ‘hergeboorte van het menselijke lichaam’ betekent. De methode is te vergelijken met het natuurlijke proces dat plaatsvindt na begraving, maar dan veel sneller. Onderzoek van TNO bevestigt dat resomeren op allerlei aspecten een positiever milieueffect heeft dan de huidige technieken.

Bij resomeren wordt het lichaam ontbonden in een oplossing van kaliumhydroxide. Het lichaam wordt dus niet verbrand maar opgelost in water. Zo komt er dus minder CO2 vrij. Na het proces blijven alleen de botresten nog over die makkelijk vermalen kunnen worden tot poeder. Het poeder is vergelijkbaar met de asresten na een crematie. Bij resomeren vind dus hetzelfde ritueel plaats als bij cremeren. In die zin veranderd er dus niet heel veel. Dat maakt de overgang van cremeren naar resomeren voor mensen ook makkelijker zegt TNO. Er wordt geschat dat ongeveer 30% van de mensen in Nederland wel geresomeerd zou willen worden.

De tweede kamer is er nog niet over uit. Misschien durven ze de dood nog niet in de ogen aan te kijken.