Een tijd geleden, in november vorig jaar meen ik, kwam ik een opinie stuk in de Volkskrant tegen dat mijn aandacht nogal vasthield. Het was geschreven door de burgemeester van Maastricht, Annemarie Penn-te-Strake, die de Randstad en de regering oproept hun ogen te openen voor wat betreft de toekomst van de concurrentiepositie van de Randstad en Nederland als geheel. In haar stuk presenteert zij de regio Zuid-Limburg als een uitstekend economisch-geografisch middelpunt in, wat zij noemt, de Tristatecity (je bent natuurlijk burgemeester van Maastricht of je bent het niet he…) Nu ben ik zelf een Maastrichtenaar en ik zal niet zeggen dat ik dit geen mooi plan vind, maar los van of Zuid-Limburg het middelpunt van die regio moet worden had het Tristatecity-concept mijn aandacht wel gegrepen.

 

Het Tristatecity-concept

 

Nu, wat is dat Tristatecity-concept eigenlijk? Het concept is een initiatief afkomstig uit het Nederlandse bedrijfsleven en wordt zwaar gepromoot door de werkgeversorganisatie VNO-NCW. Het is bedacht als antwoord op de volgende vraag: ‘weten de Randstad en de B.V. Nederland hun concurrentiepositie tussen andere grootstedelijke regio’s in de komende decennia wel te handhaven? Volgens de initiatiefnemers is het antwoord op deze vraag op het moment van spreken namelijk negatief. De Randstad is met circa 7 miljoen inwoners en de huidige demografische trends te klein en daarom niet in staat om te blijven concurreren in wat men ‘The battle of cities’ noemt. Dit is de concurrentiestrijd tussen de economische motoren van Europa zoals London, Parijs en Milaan.

De rol van Nederland in de Europese en mondiale economie zal de komende decennia dus kleiner worden als er geen actie wordt ondernomen. Dit is waar het Tristatecity-concept een oplossing biedt. De Randstad concurreert nu namelijk nog teveel met de economische kernen van onze directe buren. De initiatiefnemers stellen dat dit een resultaat is van onze sterk gefragmenteerde citymarketing die daardoor niet efficiënt is. Dit heeft dan weer als effect dat de Nederlandse steden en regio’s in het buitenland ook weer met elkaar concurreren.

De oplossing die het concept hiervoor aandraagt is een paraplu-model waarin zowel economische kracht uit de eigen identiteit van steden, als uit het potentieel binnen de agglomeratie geput kan worden. Het is hierbij van belang dat de economische kernen van Noordwest Europa, de Randstad, de Vlaamse Ruit en het Ruhrgebied, een veel nauwer samenwerkingsverband aangaan en zichzelf presenteren als grote, groene metropoolregio. In de driehoek tussen de genoemde gebieden leven zo’n 30 miljoen mensen, liggen enkele van de meest innoverende campussen van het continent en de bevolking is een van de hoogstopgeleide waar dan ook. Kortom, meer dan genoeg potentieel voor het trekken van grote internationale bedrijven en instanties. Het gebied zou zo zowel een gateway worden met 3 grote havens als de hoofdstad van Europa met Brussel in het gebied en, een Europese innovatiehotspot.

Het Tristatecity-netwerk

 

Cool, gaat het ook werken?

 

Volgens de burgemeester van het prachtige Maastricht werkt het in andere gebieden al prima en kunnen wij niet achterblijven. Hieraan is natuurlijk niets gelogen maar wel zijn de beren op de weg talrijk.

Ten eerste zullen er grote investeringen nodig zijn in zowel bestaande als nieuwe verbindingen, in en tussen regio’s en steden. Reistijden in de randstad zijn op het moment van spreken namelijk nog net iets te groot om echt van een samenhangend geheel te kunnen spreken en dat speelt de regio parten. Hetzelfde geldt voor de verbindingen tussen de verschillende economische kernen en stedelijke gebieden waarvan nu wordt gezegd dat ze in een ‘buitengebied’ liggen. Dit geldt zowel voor reizen per auto als met het ov. Het grote probleem hierbij is de afwezigheid van een overkoepelend mobiliteitsplan en zelfs als dit er zou zijn dan is het nog geen evangelie dat de plannen ook in hun totaliteit verwezenlijkt worden, zeg ik even met een schuin oog op de Betuwelijn.

Een verder probleem met de promotie van het concept is dat het nogal Nederland-centrisch is. Ik kan me niet voorstellen dat de economische kernregio’s  van onze buurlanden geen baat zullen hebben bij deelname in dit concept, maar binnen de weinige, makkelijk beschikbare informatie wordt dit behoorlijk onderbelicht.

Dit zijn 2 obstakels waar ik, in mijn hele korte research, tegenaan liep. Meer problemen bij zulke complexe betrekkingen tussen regio’s en landen zijn natuurlijk niet tegen de verwachtingen in.

 

Wat nu?

 

Internationaal wordt erkend dat het concept een enorm potentieel heeft, en het wordt niet voor niets gebackt door een hele raffel aan grote internationale bedrijven en instanties. Het wordt dus de hoogste tijd dat de beleidsmakers van Nederland, Duitsland en België de handen eens ineenslaan en ondanks de obstakels en benodigde investeringen het gas intrappen, want echt lekker los komt het op dit moment helaas nog niet.