Het talenconflict in België
Met de toenemende spanningen tussen Spanje en Catalonië, komt de vraag over de huidige indeling van staten in Europa steeds meer onder druk. Zo zijn er tientallen andere voorbeelden van clusters van bevolkingsgroepen in Europa die een minderheid vormen in hun staat. Neem de Schotten, de Basken of de Russen in Oost-Oekraïne. Mocht Europa nu over een tijdje volledig bestaan uit natie-staten (dus waar een land een cultureel homogene bevolking heeft) dan zou heel Europa versplinteren. In dit artikel wilde ik het graag hebben over een staat die bekend staat om haar bier, maar ook om haar lage gevoel van nationalisme en haar eeuwige tweesplitsing.
Ik heb het natuurlijk over onze zuiderburen, België. Waarschijnlijk weet je niet anders dan dat er in dit land een scheiding is van twee talen, dat iedereen in Vlaanderen Nederlands spreekt en iedereen in Wallonië Frans. Vroeger was dit niet zo simpel, dus even een korte geschiedenisles.
Voor België een onafhankelijke staat werd in 1830 was het onderdeel van het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden, echter waren de Belgen het niet eens met het bewind van Willem I. Ze vonden dat hij het noorden voortrok. Ze hebben zich met een revolutie vrijgevochten van het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden en stichtten hun eigen staat. De voertaal werd frans, althans, de taal van de overheid, de intellectuelen en het onderwijs werd frans (deze verfransing was eigenlijk al langere tijd bezig vòòr de onafhankelijkheid van België). Veel laag opgeleiden arbeiders spraken nog steeds een Nederlands dialect, en als je iets wilde bereiken in België moest je toch wel echt frans spreken. De Vlaamse beweging kwam op, die voor het behoud van de eigen taal streed. Echter konden zij weinig, aangezien de Franstalige Belgen het voor het zeggen hadden in het land. In 1854 kreeg ook de middenklasse stemrecht en konden ze eindelijk druk uitoefenen. De Franstalige elite wilde niet bijbuigen en in een tegenreactie ontstond het Vlaams nationalisme. Het België dat na de onafhankelijkheid een sterk gevoel van eenheid en patriottisme had, was ruim 2 decennia later opgesplitst in twee partijen. Pas in 1898 werd het Nederlands erkend als officiële taal. Echter duurde het tot na de eerste wereldoorlog voor alles hervormd werd. Universitair onderwijs was bijvoorbeeld nog steeds Franstalig. Dit werd pas vernederlandst in 1932. Als reactie op de vernederlandsing eisten de Walen op hun beurt weer een bestuurlijke scheiding tussen Brussel, Vlaanderen en Wallonië. Tijdens de eerste wereldoorlog werd de talenstrijd nog heviger. De legerleiding was Franstalig en gaf bevelen in het Frans, waar de Vlamingen op hun beurt weer tegen protesteerden. Hetzelfde verhaal geldt ook voor de tweede wereldoorlog en de wederopbouw, waar de Vlamingen zich nog steeds achtergesteld voelde door de Franstalige regering. Ze hadden het idee dat ze achtergesteld werden als straf voor de Vlaamse opstandigheid tijdens de oorlog.
Wat zien we hier van terug vandaag de dag? Ten eerste een van de meest ingewikkelde politieke constructies ter wereld. Waar zelfs Vlaamse of Waalse partijen, zoals bijvoorbeeld Vlaams Belang, iets te zeggen hebben op landelijk gebied. Als we dit zouden vertalen naar de Nederlandse situatie zou dat betekenen dat er partijen in de kamer zitten als Leefbaar Rotterdam of Limburgs Belang. Dat vindt de meerderheid van de bevolking natuurlijk totaal absurd. Ook is het op verschillende plekken fysiek te zien. Neem nou de universiteit van Leuven. Deze is volledig vernederlandst in de stad zelf, maar heeft haar Franstalige campus volledig uit de grond gestampt op Franstalig grondgebied in de begin jaren ‘70. Dit interessante dorpje heet Louvain-La-Neuve (het nieuwe Leuven). Je kan je voorstellen dat dit soort scheidingen zorgen voor meer polarisatie wanneer zelfs de hoogopgeleide bevolking langs elkaar heen werkt. Daarnaast verwijten beide kanten elkaar ervan zich niet aan te passen. Zo vertikken sommige Walen het om Nederlands te spreken en vice versa. Zo zijn er in Vlaanderen verscheidenen faciliteiten voor Franstalige Belgen zoals Franstalig onderwijs. Vlamingen vinden echter vaak dat de Franstalige Belgen in Vlaanderen maar “gewoon” moeten inburgeren.
Toch verschillen de Belgen niet zo radicaal dat het zal leiden tot een splitsing van de staat op korte termijn. Zo geeft slechts 27% van de Vlamingen aan zich meer Vlaming te voelen dan Belg. Echter betekent dit natuurlijk niets voor de toekomst en kent de taalstrijd in België door de geschiedenis heen al pieken en dalen. Het is in ieder geval een interessante kwestie, hoe verschillende talen communicatie tussen bevolkingen moeilijk maakt en polarisatie hierdoor versterkt wordt. Wat als België na de onafhankelijkheid volledig verfranst was? Zouden we dan nog steeds de scheiding kennen die er vandaag de dag is? We zullen er nooit achter komen, maar wat wel duidelijk wordt is dat onderlinge communicatie misschien wel de belangrijkste factor is voor het vormen van een samenleving en het scheppen van eenheid.