De transitie naar slow fashion
Voor sommige is het een hobby: shoppen, de nieuwste trends en beste sale-items scoren. In onze huidige bezoekerseconomie is winkelen een sociale activiteit geworden. We zien winkelen niet langer als noodzakelijke bezigheid maar als een uitstapje. Jaarlijks geeft een gemiddeld gezin, ouders met hun twee kinderen, maar liefst €1600 uit aan kleding. Sommige shopaholics onder ons zullen deze grens misschien ruim overschrijden en ikzelf draag hier ook mijn steentje aan bij. Toch denk ik echter tijdens een dagje winkelen niet na over de gevolgen die mijn koopgedrag heeft, of de mogelijkheid om te kiezen voor een duurzamere optie.
Desondanks ontstaat er een omslag in de fashion scene, er komt steeds meer aandacht voor slow fashion. Deze term is in het leven geroepen door Kate Fletcher, professor op de University of Arts in Londen. Het is een tegenhanger van de fast fashion kledingindustrie, waarbij wekelijks nieuwe, goedkope kledingcollecties te vinden zijn in ketens zoals H&M, Zara en Primark. Deze fast fashion wordt geassocieerd met wegwerpgedrag en oneerlijke handel. Het begrip slow fashion is echter al in de jaren ’70 ontstaan toen productie werd uitbesteed aan ontwikkelingslanden in Azië. Slow fashion, oftewel duurzame mode, kenmerkt zich door tijdloze collecties met kleding van hoge kwaliteit. Bovendien toont de productiewijze respect voor mens, milieu en dier.
Waarom is deze transitie zo belangrijk? Ieder jaar wordt 70 miljoen ton aan kleding geproduceerd. Uit onderzoek is gebleken dat men in Australië tegenwoordig drie keer zoveel kleding koopt als 20 jaar geleden, mede doordat kleding prijzen zo laag zijn en voorraden constant met nieuwe trends worden aangevuld. Vandaar dat de opkomst van slow fashion zo’n enorme vooruitgang is in het huidige duurzaamheidsvraagstuk. De productie van een spijkerbroek kost namelijk gemiddeld 8000 liter water. Hiervan is 7500 nodig voor de productie van katoen en wordt 500 liter verbruikt voor de afwerking (verven, bleken, printen). Door een broek over te dragen op meerdere generaties wordt enorm veel water bespaard.
Clare Press, een Australische fashion journalist, kwam met de metafoor dat we slow fashion kunnen zien als een manier waarop we tegenwoordig naar voedsel kijken. Tien jaar geleden dachten we niet na over of voedsel gezond was en waar het groeiden, maar nu wel. Deze vragen zullen doorvloeien op de kledingindustrie. Verlaging van productiekosten gaat namelijk gepaard met lage lonen, slechte en onveilige arbeidsomstandigheden of soms zelfs kinderarbeid. Vandaar dat zelf kleding maken, tweedehands winkelen of kleding kopen op rommelmarkten goede alternatieven zijn. Dit lost zowel bovengenoemde sociale als milieuproblemen op.
Als reactie op de overgang op slow fashion ontstaan er evenementen zoals Vintage Kilo Sale of Vinokilo die met de #stylishlysustainable een omslag proberen te maken in consumentengedrag. Dit zijn initiatieven waarbij tweedehandskleding voor €15 per kilo wordt verkocht. Hiernaast richten winkels zich ook op duurzaamheid. Er ontstaan ‘conscious’ kledinglijnen waarbij duurzaamheid centraal staat en initiatieven waarbij 20% korting wordt verkregen in ruil voor een zak oude kleding. Het kledingmerk INTI Knitwear is een typisch voorbeeld van de slow fashion benadering. Het merk laat de collecties maken door lokale ambachtslieden in Zuid-Amerika. Ontwerpen, spinnen, weven, borduren en breien vinden allemaal plaats in dezelfde regio. Voordelen hiervan zijn: eerlijke lonen, fatsoenlijke arbeidersomstandigheden voor werknemers en het produceren zonder energie-intensieve logistiek.
Dus heb je zin om een middagje Utrecht in te kijken? Denk eerst goed na in hoeverre je echt nieuwe kleding nodig hebt en zoek anders naar wat duurzamere opties! Een waag een kijkje op de VINOKILO die op 7 april in Utrecht wordt gehouden.