Van portici tot pasta: op bezoek in Bologna

Vorig weekend had ik samen met twee anderen wat tijd gevonden om langs te gaan bij een goede vriend van mij die een halfjaar in het Italiaanse Bologna studeert. Altijd leuk om elkaar weer te zien natuurlijk, en daarnaast was het voor mijzelf de eerste keer in Italië (wat voor sommigen bijna ongelooflijk leek, maar dat terzijde). De ruime vier dagen dat ik daar was hebben we een hoop gezien en heb ik kunnen proeven (in letterlijke en figuurlijke zin) van het Italiaanse. In dit artikel dus een persoonlijk verhaal van een toch ietwat sobere Nederlandse dorpeling in het mediterrane zuiden.

Het mediterrane zuiden wilde qua weer niet erg meewerken: we kregen veelal Nederlandse taferelen voorgeschoteld met regen en een graad of 11. Desalniettemin was het buitenleven sterk aanwezig: elke avond zaten mensen buiten bij een cafeetje of gewoon met eigen drank onder de vele portici, ofwel overdekte trottoirs, die de stad Bologna rijk is. Deze overdekte trottoirs zorgden er overigens ook voor dat de regen gemakkelijker te vermijden was, maar de droevige waterafvoer maakte dat dan soms weer wat lastig. Het net genoemde buitenleven bepaalt sterk de sfeer en houdt de stad ten alle tijden levendig. Overal zitten mensen buiten of lopen in en uit de microscopisch kleine restaurantjes en barretjes. De eetcultuur wordt hiermee ook gelijk zichtbaar, met eerst de aperitivo met wijn en snacks voordat je echt gaat eten. Eerst verbaasde ik mij over het belachelijke aantal eettentjes en barretjes, maar na een paar dagen valt het op dat er altijd wel iemand in deze toko’s pasta zit te eten of wijn zit te slurpen. En met de hoge prijzen van de drankjes valt daar vrij aardig aan te verdienen.

De stad zelf is zeker fraai en behoorlijk intact binnen de ring. De staat van veel huizen is droevig, maar dat is voor Italië niet erg verwonderlijk naar wat ik begrepen heb. Opvallend is het kleurenpalet van de stad: door het materiaalgebruik en kleurkeuzes heeft een groot deel van de stad een roodbruine gloed. Vanaf een van de ‘Due Torri’ in het centrum van de stad valt dit ook goed te zien, zoals op de foto hieronder. Als planoloog let je natuurlijk ook een beetje op het patroon van de stad en zie je duidelijk de radialen vanuit het centrum naar de ringweg lopen, waar vroeger de stadsmuur stond (zoals zo vaak heeft de stadsmuur de tand des tijds niet overleeft en ligt er een vierbaansweg, helaas).

Uitzicht op het centrum, met links op de achtergrond de basiliek Madonna di San Luca bovenop de heuvel (J.H. Geurink)

Bovenop de toren was ook de basiliek Madonna di San Luca goed te zien, gelegen op een heuvel net buiten de stad. Deze kerk op prachtige locatie was vanuit het vliegtuig al zichtbaar, toen leek het me al een mooi plan daar eens te gaan kijken. We besloten dit ook te doen, en wederom kun je er volledig overdekt lopen. Langs de weg naar de kerk is de langste portici van Italië te vinden die dus loopt vanaf de voet van de heuvel naar de kerk op de top. Aldaar een mooi uitzicht over de stad, maar ook over de omgeving rond de stad en haar landschap. 40 minuutjes lopen, maar dan heb je ook wel wat en als Nederlander ga ik ook zeker niet betalen voor een toeristenbus naar boven.

Uitzicht op het landschap, de portici naar de kerk en zicht op de stad Bologna (J.H. Geurink)

De stad is niet groot, maar toch kan je je er prima vermaken. Desondanks was ik wel weer blij thuis te zijn, maar die afwijking heb ik eigenlijk altijd wel. Naast mijn eerste ontmoeting met Italië was het voor mij ook voor het eerst dat ik langs ging bij een vriend die in het buitenland studeerde. Iedereen kent wel iemand of heeft zelf zo’n Erasmusperiode gedaan, waarbij het studeren vaak niet de echte prioriteit heeft. Het zorgt er wel voor dat je een stad op een andere manier meemaakt en je gaat een stad meer echt kennen. Anderzijds lijkt het mij doodvermoeiend je constant opnieuw voor te moeten stellen en leuk te moeten doen omdat je geen mensen kent, vooral in het begin. Voor mijn gevoel moet je constant ‘aan staan’ en voelt het allemaal toch een beetje gemaakt, maar misschien ligt dat aan mijn cynisme. De Erasmustijd draait veelal om feesten, gezelligheid en leuk doen, wat voor velen klinkt als een ideaal. Voor mij was het vooral een bevestiging dat het niet zo wat voor mij zou zijn; af en toe moet er ook wat te zeiken zijn en niet alles is leuk.

Dank aan Simone Berkelmans voor de titelafbeelding.