De strijd om (en tegen) de datacenters in Nederland

We leven in een digitale wereld. De data die bij ons internetgebruik geproduceerd wordt, moet ergens opgeslagen worden. Daarvoor zijn er datacenters. Deze slurpen veel elektriciteit op en worden dus vooral gebouwd in landen die dit aankunnen. De top 5 landen met de meeste datacenters zijn dan ook de VS, het VK, Duitsland, China en… Nederland?

Grote Amerikaanse techbedrijven willen graag hun datacenters in Nederland plaatsen om een aantal redenen. Ten eerste is het een (relatief) stabiel land met een sterke economie. Er is weinig reliëf, wat betekent dat infrastructuur makkelijk is om aan te leggen. Ook de lage temperatuur betekent dat er minder geld naar koeling hoeft te gaan. Maar er speelt ook nog iets anders: gesubsidieerde duurzame energie.

Bedrijven als Google en Microsoft willen graag laten zien dat ze groene ondernemingen zijn, vooral om hun imago te beschermen (en minder last te hebben van klimaat- en milieuwetgeving). Landelijke en regionale overheden willen verduurzamen en het bedrijfsleven stimuleren om dit ook te doen. Dit heeft tot gevolg dat de energie van windmolenparken die oorspronkelijk bedoeld was voor huishoudens, wordt opgeslokt door dit soort gigantische datacenters, die vaak expres in weilanden naast deze parken worden gebouwd.

Nou en, zou je denken, het is toch goed dat bedrijven verduurzamen? Het probleem is dat Nederland simpelweg lang niet genoeg groene energie produceert om deze ontwikkelingen bij te houden. Slechts 11% van alle energie wordt op duurzame wijze opgewekt (ook na ‘het groenste kabinet ooit’). De vraag is dus, wie krijgt er voorrang op deze energie? 

Het is geen geheim dat de bouw van grote windmolenparken in vrijwel elke gemeenschap controversieel is en weerstand mag verwachten. Het wringt nog meer als er aan gewone burgers wordt beloofd dat de energie die zij gebruiken in de toekomst zal worden opgewekt door deze nabije windparken, als later blijkt dat er doodleuk een datacenter komt, die alle energie opneemt, waardoor de oorspronkelijke belofte dus wordt verbroken. Zo betalen mensen belastingen om windparken te subsidiëren waar zij zelf niets aan hebben.

Er is hier dus een conflict tussen de economische belangen zowel lokaal (‘Er komt een groot bedrijf naar onze landelijke gemeente!’) als nationaal (‘Onze digitale infrastructuur moet niet achterlopen op de rest van West-Europa!’) aan de ene kant en de directe belangen van burgers aan de andere kant. Nog erger wordt het wanneer lokale ondernemers niet hun eigen stroom voor hun bedrijf mogen opwekken omdat dit het elektriciteitsnet zou overbelasten. Dat is niet eens een onterechte zorg, maar het laat wel zien dat grote bedrijven voorrang krijgen boven burgers en het MKB.

Maar is dit niet een beetje hypocriet? Natuurlijk, ik wil ook mijn vrienden kunnen appen, of om drie uur ‘s nachts op YouTube een onredelijke hoeveelheid kattenfilmpjes kijken. De datacenters in Nederland zijn er echter niet alleen voor onszelf. De datacenters in Nederland zijn er ook voor het internetgebruik in andere delen van de wereld zoals Afrika en Zuid-Amerika. Zo lopen ontwikkelingslanden potentiële inkomsten mis en blijven ze voor hun data afhankelijk van het westen, terwijl de datacenters hier ons kleine beetje duurzame energie opslorpen.

De Rijksoverheid is zich bewust van dit probleem en heeft een routekaart opgesteld om de volgende datacenters te clusteren in Holland en Flevoland. Of dit alle lokale problemen op gaat lossen is nog maar de vraag, maar het is wel een eerste stap. Zo zie je dat de strijd om de ruimte bij alle maatschappelijke ontwikkelingen een rol speelt, ook bij de digitalisering van Nederland en de wereld.

Kopfoto: J. Barande, Wikimedia Commons, https://commons.wikimedia.org/w/index.php?search=datacenter&title=Special:MediaSearch&go=Go&type=image