Ik ga op wintersport en neem mee: een geweer!

De Olympische Winterspelen zijn in volle gang. Waar de gemiddelde Nederlander vooral naar het schaatsen kijkt, gaat mijn voorkeur uit naar een in Nederland vrijwel onbekende sport: biatlon. Wat is deze sport eigenlijk en waarom is het zo gaaf?

Het was ergens vorige winter dat ik op een zondagmiddag tv zat te kijken en mijn aandacht getrokken werd door langlaufers met een geweer op hun rug die door prachtig besneeuwde landschappen skieden. Vervolgens kwamen ze bij de schietbaan en de volgende ronde was plots het hele wedstrijdveld door elkaar heen gehusseld. Mijn interesse was gewekt en sindsdien ben ik de sport niet meer uit het oog verloren.

Biatlon vindt zijn oorsprong ergens eind 18e eeuw, oorspronkelijk als training voor soldaten in Noorwegen. Erg nuttig, want later werden er zelfs oorlogen op ski’s en met geweren uitgevochten. De populariteit nam de eeuwen daarna flink toe en verbreidde zich naar de rest van Scandinavië en Europa. In 1924 was de sport voor het eerst als demonstratiesport te zien op de Olympische Winterspelen en in 1960 werd de sport definitief toegevoegd aan het programma.

Maar wat houdt de sport nu eigenlijk precies in? Kort gezegd is biatlon een combinatie tussen langlaufen en schieten. Atleten skiën per wedstrijd een aantal rondes van zo’n 2 à 3 kilometer. Tussen deze rondes moet er geschoten worden: het onderdeel dat biatlon zo leuk maakt. Het is een rare combinatie: het uitputtende van het skiën gecombineerd met de rust die bij het schieten vereist is. Het schieten gebeurt op twee manieren: de ene keer liggend, waarbij de atleten vanaf 50 meter op een schietschijf van 4,5 centimeter breed moeten schieten. De andere positie is staand, waarbij vanaf dezelfde afstand op een iets grotere schijf van 11,5cm gemikt moet worden. Per schietbeurt moet er vijf keer geschoten worden. En nu komt het leuke: per misser krijgt de atleet een straf. Meestal is dit een strafronde van 150 meter die afgelegd moet worden, wat al gauw zo’n 25 seconden kost. Hierdoor blijft het – in tegenstelling tot bijvoorbeeld normaal langlaufen – vrijwel altijd tot het eind spannend. Bij een voorsprong van 25 seconden is één misser al genoeg om de wedstrijd weer helemaal open te gooien.

Misschien had je nog nooit van biatlon gehoord, en dat is niet zo gek. De sport haalt in Nederland nauwelijks het nieuws, simpelweg omdat er geen Nederlanders aan meedoen. Biatlon is door de noodzaak van sneeuw vooral een aangelegenheid van landen waar traditioneel veel sneeuw is: Scandinavië, de Alpenlanden en Oost-Europese landen. Wat nog wel leuk is, is dat België ook vaak meedoet, zij het met weinig succes. Het land waar de sport zijn oorsprong vond, Noorwegen, is nog steeds het sterkste biatlonland. Ook tijdens deze Spelen stond er bij slechts 1 van de 9 wedstrijden geen Noor op het podium.

Biatlon is dus wellicht een wat vreemde sport, maar daardoor zeker niet minder spectaculair. Voor de chauvinisten onder ons is er mogelijk een gebrek aan Nederlanders, maar dat mag niets afdoen aan het gave karakter van de sport. Mocht je interesse naar aanleiding van dit artikel gewekt zijn: morgen is de laatste biatlonwedstrijd van deze Spelen. Om 10 uur begint de massastart van de vrouwen!