Van Unnik Praat #4

In deze rubriek genaamd Van Unnik Praat krijgen onze geliefde, en soms gevreesde, docenten de kans zich te uiten over uiteenlopende zaken, net zoals wij dat als redactie doen. Het kan gaan over de UU, over politiek, over wetenschap, over Sinterklaas, over chocola of over… ons, de SG&PL studenten. Vandaag presenteren wij: Vincent van Hees met Staat van het onderwijs: overpeinzingen vanuit Slot Zeist.

Dinsdag 26 januari vond de onderwijsdag plaats van het departement SGPL. Een van de besproken punten was dat onze studenten na het afstuderen aangeven de studie te gemakkelijk te vinden. Dit wordt ondersteund door de jaarevaluatie en evaluatieformulieren van de vakken, waaruit blijkt dat studenten (lang) niet de vereiste 20 uur tijdsbesteding per vak per week halen en aangeven onvoldoende (of, niet heel erg) uitgedaagd te worden.

Dus volgt de conclusie dat het bachelor curriculum verzwaard moet worden, en of wij als docenten voorstellen willen doen hiervoor. Allereerst is dan mijn vraag: in hoeverre is bovenstaande een probleem?

Probleem van de evaluaties is dat deze ex-post van aard zijn, d.w.z., dat ze ingevuld worden nadat de benodigde inspanning geleverd is. Ik hoor zelden studenten klagen over te weinig inspanning tijdens de cursus. Achteraf is altijd makkelijk praten en ter illustratie: daar weet mijn jaar jongere broertje alles van. Elk jaar moest hij horen hoe gemakkelijk de tweede/derde/vierde (etc.) klas van de middelbare school wel niet was. Volgend jaar, dan zou hij het pas zwaar krijgen, hield ik hem altijd voor. Om hem na een jaar weer precies hetzelfde te vertellen.

Wij zitten in het hoekje Sociale Wetenschappen en daar moet je je ook mee vergelijken en niet met de bèta’s. Veertig uur per week aan de studie wordt alleen gehaald bij Geneeskunde (ik zou hier graag naar een bron verwijzen, maar kan alleen de naam van Leo Paul noemen en zijn claim dit ‘ooit bij een cursus gehoord te hebben’) en dat moet je als Sociale Geografie zijnde dus niet willen nastreven. Los van het feit dat Geneeskunde helemaal geen wetenschap is – meer een automontage beroepsopleiding op mensen. Uiteraard kan het een indicatie zijn van hoe serieus de studenten de studie nemen, maar het aantal uren waarin je studeert meten is nog knap lastig. Hoeveel tijd wordt er in een hoorcollege/werkcollege/practicum van vier uur efficiënt benut aan studeren?

Daarbij komt ook nog dat, als je de studie Sociale Geografie in Utrecht vergelijkt met de andere steden, wij simpelweg goed (het beste!) scoren op indicatoren van het niveau van onderwijs, zoals jaar in, jaar uit blijkt uit de Elsevier evaluatie. Hieruit trek ik persoonlijk de conclusie dat we in Utrecht een prima curriculum neerzetten voor onze studenten. Maar let op! Achterover zitten en hiervan genieten is zeker niet wenselijk. De onderwijsdag was een goed moment om te bespreken wat, binnen de gestelde kaders en mogelijkheden, aan het onderwijs verbeterd kan worden. Ikzelf zie vooral mogelijkheden voor het verbeteren van de kwaliteit van de vakken in het derde studiejaar, en wel om de volgende redenen:

  • Gezien de schaarste van onderwijsuren is er voor gekozen om leerjaar één intensief in te richten: denk aan de vakken GIMP, ISG en RVN. Vakken met veel contacturen en veel nakijkmomenten voor docenten. Die uren worden weggesnoept bij leerjaar drie, waar meer extensieve vakken gegeven worden (met uitzondering van Wetenschappelijke Vorming, niet toevallig het best beoordeelde vak van het derde jaar). Het idee dat goed onderwijs en extensivering hand in hand gaan blijkt een misvatting.
  • De modulaire opzet van de studie veroorzaakt de meeste problemen in het derde en laatste jaar van de studie, naar mijn inschatting. Zodra aan de bachelor thesis begonnen moet worden beseffen studenten dat gemaakte keuzes in jaar een en twee toch niet het beste waren. Keuzestress kan een destabiliserende en demotiverende factor zijn en daarmee leiden tot een afname van het aantal studie-uren voor de vakken.
  • Tot slot: studenten beheersen in het laatste jaar toch vaak ook wel het ‘trucje’ van een keuzevak halen; zeker aangezien het verschil tussen een niveau II of niveau III vak in de praktijk soms lastig te ontwaren valt.

Aan ons als docenten om hier wat mee te doen, het liefst zodanig dat het niveau van de opleiding ook daadwerkelijk verbetert! De crux zit hem in het uitdagen van studenten op een voor hen corresponderend niveau – en dat is iets anders dan simpelweg twee keer zoveel artikelen aanbieden zodat studenten aan de verplichte uren voor een vak komen. Wat wel te doen? Hierbij enkele suggesties:

  1. Als opleiding meer de regie voeren: verplichte vakken op vaste momenten in het curriculum, uiteraard wel zodanig dat er ruimte is voor minors/half jaar studeren in het buitenland. Teveel keuze leidt tot keuzestress en onzekerheid over ‘of er voldoende uitgehaald is ’.
  2. Strengere ingangseisen niveau drie vakken (paper schrijven: GIMP behaald, onderzoek: RVN, onderzoeksmethoden II etc.).
  3. Scherpere profilering van niveau drie vakken. Uitgaande van de taxonomie van Bloom (Google deze even als je er nog nooit van gehoord hebt) zou dit betekenen dat onze studenten meer uitgedaagd kunnen worden door open opdrachten te formuleren zonder al teveel eisen te stellen aan het paper; zolang de beoordelingscriteria helder zijn natuurlijk. Punt 2 inachtnemend zou ik ook voor willen stellen om als criterium op te nemen dat de academische vaardigheden zoals beschreven in het handboek juist toegepast worden. Goed voor het aanpakken van het ‘losse’ modulaire keuzesysteem en het creëren van een rode draad door de studie heen.