Mercado da Ribeira in Lissabon; Torvehallerne in Kopenhagen; Borough Market in Londen, Chelsea Market in New York; De Markthal in Rotterdam en de Foodhallen in de voormalige tramremise in Amsterdam-West… De lijst is lang. Elke zelf respecterende stad heeft er een: een hal of markt met verschillende kraampjes en verswinkels. Een lust voor het oog en zintuigen – en een aanslag op de portemonnee. Afgelopen maand was er eindelijk het heugelijke nieuws dat ook Utrecht zich een foodhal rijker mag gaan rekenen. En wel in het voormalig V&D pand in Hoog Catharijne: zo’n 1.700 vierkante meter walhalla voor foodies. Ook zijn er dergelijke plannen voor het oude postkantoor op de Neude.

Eerder schreef ik al over de hype van foodtrucks (weliswaar nog steeds de trend in zomerse stadsparken), is het steeds meer de trend om de trucks en kramen naar binnen te halen in een overdekte hal. Amsterdam was in 2007 de eerste stad die sprak over een urban food strategie. Inmiddels is ‘food’ een strategie van stadsmarketing, tegen gaan van leegstand (Hoog Catharijne) en het aantrekken van de zogenaamde creatieve klasse. Deze klasse is een deel van de beroepsbevolking, hipsters en yuppen die een open, tolerante en  dynamische stedelijke omgeving wensen en hier door creativiteit en kapitaal aantrekt. Volgens founding father Richard Florida moet deze creatieve klasse op lange termijn stedelijke vernieuwing op gang brengen. Ook Utrecht is druk met deze creatieve klasse en is een van de Nederlandse top steden. Waarom heeft Utrecht dan (nog) geen foodhal?

De Markthal is the cathedral for hipsters in the neoliberal era
(Van Veelen & Özdil, 2014)

In een interview van DUIC lees ik dat ook oprichter van de Amsterdamse foodhallen Zing-Kyn Cheung ook verbaasd was: Utrecht heeft een beperkt restaurantaanbod. Alles is op studenten gericht, met alleen maar goedkope eetplekken. Dat is gek, want er wonen ook veel yuppen” (DUIC, 2014). Toch is de foodhal niet alleen gericht op de creatieve klasse: de opmars van de populariteit van foodhallen kent ook andere aspecten. Een daarvan is de opmars van het nieuwe toverwoord voor beleidsmakers en stadsmarketeers: beleving. Mensen zijn de winkelcentra en supermarkten zat. Ironisch genoeg zijn de winkelcentra juist de plaatsen waar ‘food courts’ hun origine kennen – plaatsen binnen het winkelcentrum waar shoppers even konden uitrusten voordat ze weer meer geld uit konden geven. Deze ‘food courts’ zijn voornamelijk gericht op passanten en dient als middel om bezoekers langer vast te houden in de mall (of treinstation, vliegveld etc.).

In een veranderende stad, waar elke beleidsmaker en bezoeker zoekt naar de ultieme ‘beleving’, kan gesteld worden dat de stad in transitie is van place to buy naar place to be. Het doel van de foodhal is niet het vasthouden van bezoekers, nee, je wilt naar de foodhal toe komen! Het is een plaats om een middag of avond af te spreken en allerlei hapjes te proeven. De sfeer die bijvoorbeeld in de Amsterdamse Foodhallen hangt is gezellig en het is een plek waar je een langere tijd wilt zijn. Het gaat om samen zijn en kennis maken met bijzondere producten die je meteen kunt op eten en mindere mate om wat je mee naar huis kunt nemen. De hallen waar ik ben geweest (Amsterdam, Rotterdam en Kopenhagen) zijn (gezellig) druk. De populariteit van dit concept is ongekend – net als de voortdurende hype van foodtrucks en rondreizende foodfestivals.

De Markthal, Rotterdam – Foto van http://markthalrotterdam.nl/

De foodhal wint aan populariteit omdat de speciaalzaken veelal uit het straatbeeld verdwenen zijn. Maar toch blijkt niet dat een foodhal het antwoord is voor speciaalzaken. De Rotterdamse Markthal is een bijzondere ‘hal’ omdat dit een versmarkt en horeca tegelijkertijd is maar waar functies strikt gescheiden worden. En dat is, meer dan twee jaar na opening, het grote probleem van de Markthal. Welke zaken zijn weggetrokken? Juist, de speciaalzaken als een bloemist, een poelier, de slager, bakker en groenteboer… Markthal uitbater Klépierre handhaaft strenge regels: als slager mag je geen broodjes pulled pork verkopen, enkel vlees voor thuisconsumptie. Voornamelijk toeristen en dagjesmensen (80%) trekken naar de Markthal en die gaan voor de horeca gelegenheden – en nemen geen stukje vlees mee voor thuis. Rotterdammers komen er ook wel – maar de foodhal is een ander concept dan het doen van je dagelijkse boodschappen (er zit immers in de kelder ook een grote Albert Heijn). De Markthal mist ook een gezamenlijke zitruimte – zoals de hallen in Amsterdam die wel hebben. De foodhal wordt in het rapport ‘De Foodhal in beeld‘ voornamelijk gezien als een ontmoetingsplaats, dan moeten er wel zitruimtes zijn voor iedereen en niet alleen voor klanten van de desbetreffende kraam. Hierbij is een verschil dat in Amsterdam drinken bij een centrale bar gehaald moet worden terwijl in Rotterdam bij verschillende winkels en kramen dranken gekocht kunnen worden. Beleving is dus niet alleen het prikkelen van de zintuigen – beleving is een place to be, met een langere verblijfsduur om te kunnen consumeren.  Als ultieme foodie ben ik blij dat de foodhal ook naar Utrecht komt. En ik hoop dat het een succes gaat worden. Utrecht moet zich voornamelijk bewust zijn dat de foodies op doelbezoek komen, zoeken naar unieke ervaringen in mooie panden, gezelligheid en unieke eetkraampjes.