Taboe van de Balkan: niet praten, wel haten
Bijna een maand geleden ging ik als reiscommissielid samen met studenten van het Honours College of Geosciences op de jaarlijkse honours studiereis. Dit jaar gingen we naar Montenegro en Kosovo in de Balkan. Twee unieke landen met elk hun eigen krachten. Waar Montenegro beschikt over prachtige bergen in het noorden die je doen lijken alsof je je in Canada waant, heeft Kosovo een geweldige sfeer die voornamelijk naar voren komt als je over de boulevard in de hoofdstad Pristina loopt.
Zoals gezegd zijn wij in onze reis naar twee landen geweest, Montenegro en Kosovo. Maar zeg dit vooral niet te hard tegen de lokale bevolking. De sfeer tussen de Balkanlanden is namelijk nogal rivaliserend. Als wij tegen een Montenegrijn zeiden dat wij ook naar Kosovo zouden reizen was de reactie vaak ”oh” of “er is genoeg te zien in Montenegro, jullie hoeven echt niet naar Kosovo’’.
Tijdens onze tijd in Montenegro hadden wij een afspraak met een groep studenten van het Forum MNE, een organisatie die zich inzet voor de ontwikkeling van jongeren in de maatschappij. Daar werd gevraagd waarom deze rivaliteit er nog steeds is en hoe zij deze rivaliteit ervaren. Een studente vertelde ons dat dit vooral komt doordat in het onderwijs er geen stof is over de periode tussen 1988 en 1991, de tijd van de Joegoslavische oorlog, en dat alle kennis over deze periode dus alleen mondeling door familie of vrienden wordt overgebracht. ‘’In het basisonderwijs is deze periode een zwart gat, het wordt niet besproken. Alle kennis die ik als kind over deze periode had, heb ik gehoord van familie en vrienden. In het openbaar hierover praten is taboe. Pas toen ik op de universiteit kwam leerde ik het verhaal vanuit een breder perspectief kennen.’’ En dat kleurt je mening. ‘’Mijn oom vertelde mij dat in die periode Servische mannen uit het Joegoslavische leger Montenegrijnse vrouwen verkrachten en dat de broers en vaders van deze vrouwen gedwongen werden te kijken. Als zij weg zouden kijken, zouden de vrouwen worden vermoord.’’ Geen wonder dat sommige Montenegrijnen het niet zo met Serviërs hebben.
Ook waren de Montenegrijnen niet erg te spreken over de Kosovaren. Kosovo is een armer land dan Montenegro en sommige Montenegrijnen zijn dan ook bang dat mensen uit Kosovo naar hun land komen om de kleine hoeveelheid banen die er zijn in te pikken. Kosovaren waar ik mee gesproken heb, geven daarentegen aan niet weg te willen uit Kosovo en Montenegro alleen als vakantieland te zien. Kosovo, dat zich pas in 2008 officieel afscheidde van Servië maar wiens onafhankelijkheid nog niet door alle VN-landen erkent is, ziet meer problemen in hun relatie met Servië. Servië ziet Kosovo nog als deel van haar grondgebied. Dit leidt nog regelmatig tot onenigheid en geweld, voornamelijk in de stad Mitrovica, waar de Albanese bevolking, de etniciteit van de meeste Kosovaren, en de Servische bevolking gescheiden leven aan twee kanten van de rivier die door de stad stroomt.
De rivaliteit bestaat echter niet alleen tussen de voormalige Joegoslavische landen maar ook tussen stad- en plattelandsbewoners. De studente van het Forum zegt hierover: ”ik kom zelf uit het noorden van Montenegro. Mensen hebben daar geen kansen, er is geen universiteit en maar weinig werk. Werkgelegenheid is daar echt vriendjespolitiek. Toen ik pas net in de hoofdstad woonde, merkte ik dat niet iedereen blij was met mijn komst”.
Zoals duidelijk wordt is de Joegoslavische oorlog dan misschien voorbij, de rivaliteit tussen de landen en zelfs binnen landen blijft. Er over praten is echter not done.