De meivakantie is over, de handen van middelbare scholieren beginnen te trillen en de realiteit slaat toe. Het is weer tijd voor de Cito eindexamens. Dit jaar bestaat het bedrijf 50 jaar, een goed moment om even terug te blikken. De Cito toetsen op basis en middelbare scholen hebben heel wat teweeg gebracht. Vanaf 1968 moesten scholen voor het eerst toegeven aan landelijke gestandaardiseerde toetsen, dat ging zeker niet zonder horten en stoten.

In februari 1958 ging Adriaan de Groot, hoogleraar toegepaste psychologie aan de Universiteit van Amsterdam, op studiereis naar de Verenigde Staten. Tijdens die reis bracht hij onder andere een bezoek aan Educational Testing Service (ETS), een privaat bedrijf dat zich richtte op het ontwikkelen van intelligentietesten voor leerlingen op de basisschool en middelbare school. Na zijn terugkeer begon hij zich, samen met een aantal andere hoogleraren, in te zetten voor de invoering van een soortgelijke test in Nederland. Aanvankelijk kreeg het initiatief echter veel kritiek vanuit de samenleving. Zo zou het ongepast zijn om een kind op een dergelijke manier te meten en paste de toets niet in de Nederlandse onderwijscultuur.

Toch kwam er halverwege de jaren ’60 steeds meer vraag naar een methode om de intelligentie van basisschoolleerlingen te testten. Zo ontwikkelde De Groot in 1966 in opdracht van de gemeente Amsterdam de Amsterdamse Schooltest, die uiteindelijk op alle openbare basisscholen in de stad werd afgenomen. Twee jaar later werd een nationaal toetsingsinstituut, het Centraal Instituut voor Toetsontwikkeling (CITO), opgericht. Het bedrijf, dat zich vestigde in Arnhem, werd verantwoordelijk voor de ontwikkeling van een test om basisschoolleerlingen een passend advies te geven over de voor hen meest geschikte vervolgopleiding. Tegenwoordig organiseert het bedrijf ook de eindexamens voor middelbare scholen. De Cito-toets is per wet niet verplicht, maar toch maakt inmiddels ruim 85 procent van de Nederlandse basisscholen hier gebruik van.

Ondanks de populariteit is er ook veel kritiek op gestandaardiseerde toetsen. Pedagogisch hoogleraar Standaert vindt dat het onderwijs in Nederland door toetsen als cito een ‘selectiefabriek’ ten voordele van de goede en ten nadele van de zwakke leerlingen is geworden. Standaert zegt dat Nederlandse scholen vaste percentages naar de verschillende niveaus van het voortgezet onderwijs laten doorstromen. Niet de individuele kennis en vaardigheden tellen daarvoor, maar de vergelijking met andere leerlingen via de toetsen.

De Belgische deskundige, auteur van het boek De becijferde school, vindt dat er beter gekeken kan worden welke leerlingen voldoen aan de eisen van het voortgezet onderwijs. Ook Nederlandse deskundigen denken er zo over, onder anderen de Nijmeegse hoogleraar pedagogiek Anna Bosman. Zij vindt dat de kinderen op basis van de toetsen te vroeg worden ingedeeld als zwak, middelmatig of sterk en is bang dat kinderen zich daarnaar gaan gedragen.

Ook de eindexamens op middelbare scholen liggen onder vuur.  Elk jaar komen duizenden klachten van leerlingen binnen bij LAKS. Het centraal eindexamen voor vmbo, havo en vwo is toe aan een fikse modernisering. Het is niet meer van deze tijd, vindt voorzitter Paul Rosenmöller van de vereniging van middelbare schoolbestuurders, de VO-raad. Hij stelt dat de enkele examenperiode teveel druk op zowel leerlingen als leraren legt. Er moeten volgens Paul Rosenmöller dus meer examenmomenten komen. Verder moeten leerlingen de kans krijgen om vakken waar ze goed in zijn op een hoger niveau af te sluiten. Examen doen op diverse niveaus stuit ook op scepsis. “Het gebeurt zelden dat een leerling in één vak op een heel ander niveau presteert”, zegt Ton van Haperen, lerarenopleider aan de universiteit van Leiden en docent op een middelbare school in Eersel. “Het is bovendien praktisch lastig om een mavo-leerling, die vier jaar naar school gaat, bijvoorbeeld een eindexamen wiskunde op vwo-niveau te laten doen, waar leerlingen zes jaar voorbereidingstijd hebben.”

De meningen over de gestandaardiseerde toetsen van Adriaan de Groot zijn na 50 jaar dus nog steeds verdeeld en mijn voorspelling is dat we nog lang niet zijn uitgepraat.