(Mede)zeggenschap of wassen neus?
Gisteren was ik bij een bijeenkomst die in het teken stond van ‘Kritisch op de universiteit’, welke werd georganiseerd door de universiteitsraad. In tegenstelling tot wat ik van tevoren dacht ging deze bijeenkomst vooral over de rol en het belang van de U-raad en andere medezeggenschapsorganen. Hoewel ik dat dus niet verwachtte was het alsnog wel interessant. Ik heb zelf twee jaar opleidingscommissie mogen doen, waarmee ik ook van de andere medezeggenschapsorganen wel wat heb meegekregen. Gisteren kwam echter ter sprake dat verder bijna niemand weet wat al deze raden en commissies nou eigenlijk doen en in hoeverre zij nou écht invloed hebben.
Medeauteur Finn heeft vorig jaar al een artikel geschreven over de taak van de verschillende medezeggenschapsorganen (toen was dat in het kader van de week van de medezeggenschap, maar blijkbaar bestaat dat niet meer? RECTIFICATIE: het bestaat nog wel, ik kon er alleen zo snel niks over vinden, mijn fout). In het kort begint de structuur met de opleidingscommissie, die zich bezighoudt met specifieke vakken. Daarboven hangt het opleidingsbestuur, en vervolgens de faculteitsraad en de universiteitsraad, die ieder op hun schaalniveau studenten vertegenwoordigen ten aanzien van het bestuur van de desbetreffende afdeling. Veel raden, veel mensen, (extreem) veel vergaderen. Maar wat spelen zij voor elkaar? Dat blijkt erg lastig te beantwoorden en vooral ook lastig uit te dragen, gezien niemand dat lijkt te weten. En in hoeverre wordt er naar hen geluisterd? Ook dat is maar de vraag: in mijn ervaring, en met mij waren er meer, komt het bestuur meestal met een volledig plan en wordt er alleen gevraagd: nou wat vinden jullie ervan? Zonder dat je echt volledige voorkennis hebt en kan hebben. Dit zorgt ervoor dat er snel mee ingestemd wordt of dat er alleen in de marges aanpassingen worden voorgesteld. In mijn optiek kan dit soort inspraak alleen werken als je ook bij het voortraject al betrokken wordt, zodat je weet waar keuzes vandaan komen en wat de andere mogelijkheden zijn. Ook is het de vraag in hoeverre de studentleden ooit voldoende op de hoogte kunnen zijn omdat zij altijd maar een jaar deel uitmaken van een raad, waarvan ze ieder jaar een groot deel het wiel opnieuw uit moeten vinden.
Zoals ik al zei weten weinig mensen wat de mensen in de medezeggenschap precies doen. De vraag is waar dit aan ligt: laten de raden weinig van zich horen of zijn er weinig mensen in geïnteresseerd? De waarheid ligt, zoals zo vaak, ergens in het midden. Want buiten de verkiezingen van de universiteitsraad hoor ik zelden iets van ze. Daarnaast moet ik ook zeggen dat ik nooit iets over hun werkzaamheden op zoek omdat het gevoelsmatig toch een ‘ver van je bed show’ is of omdat je het idee hebt dat je toch niet echt invloed kan hebben op de top van de universiteit. Hetzelfde werd gisteren door anderen aangedragen bij die bijeenkomst.
Al met al was het een beetje de vraag in hoeverre de studenten nou echt inspraak hadden of dat het beperkt blijft tot schijninspraak. In de praktijk lijkt de invloed van de studentgeleding beperkt en ook niet te leven onder de studenten. De huidige vorm is dus twijfelachtig. Ook de verkiezingen helpen hier niet echt bij: hierdoor gaat de medezeggenschap wel iets meer leven maar vaak wordt je toch via via gevraagd om op iemand te stemmen of je stemt op iemand die je kent omdat het je niet genoeg interesseert om je er echt op in te lezen. Het is dus een twijfelachtige verkiezing in mijn optiek. Tegenwoordig wordt er bij Geowetenschappen ook gestemd voor de faculteitsraad, wat volgens mij al helemaal onzinnig is omdat er vaak amper te kiezen valt en er geen fracties zijn binnen de faculteit. Dit wordt dan al gauw een populariteitsverkiezing. Met het argument van democratisering zal dit vast behouden blijven, dus het heeft weinig zin om daar verder over te klagen.
Gisteren was Maarten van Rossem bij de bijeenkomst als stemmingmaker (en ook een beetje om mensen aan te trekken). Hij vond dat de studentgeledingen vooral bloedhinderlijk irritant moesten zijn voor de besturen, zodat zij op die manier in ieder geval de mensen scherp kunnen houden. In de huidige vorm is dat ook het hoogst haalbare en misschien ook wel het meest wenselijk. Want, zoals dhr. van Rossem ook zei; de universiteit is geen democratisch bestuurde instelling, maar een bedrijf waar de macht uiteindelijk bij de bestuurders ligt.
Kopfoto verkregen van
https://pixabay.com/nl/photos/utrecht-universiteit-gebouw-4671474/ .