Zo af en toe merk ik dat men te weinig weet over de geschiedenis van Zuid-Molukkers in Nederland. Op school krijg je het een en ander mee over de koloniën en heel misschien krijg je bij maatschappijleer nog wat te horen over de ‘Molukse acties’ van de jaren ’70. Dat is vrij weinig, als je na gaat dat Nederlanders en Molukkers een gezamenlijke geschiedenis hebben die teruggaat tot 1599. De hele geschiedenis is moeilijk, dan wel onmogelijk, te behandelen in één artikel, dus vandaag ga ik een klein deel van die geschiedenis behandelen. Ik ga het hebben over de huisvesting van Molukkers in Nederland.

In 1951 kwamen er ongeveer 12.500 Molukse militairen van het Koninklijk Nederlands-Indisch Leger (KNIL) per boot naar Nederland voor tijdelijk verblijf. Dit gebeurde, omdat zij zich in vijandig gebied bevonden, namelijk de jonge staat Indonesië. Eenmaal in Nederland werden zij ontslagen. Hierdoor konden zij niet verblijven op militaire kazernes, dus moest de Nederlandse overheid andere huisvesting vinden voor deze mensen. Dit bleek een moeilijke opgave, want er was sprake van een woningnood in de jaren na de Tweede Wereldoorlog. Uiteindelijk werd een oplossing gevonden in oude kazernes, kloosters en de voormalige concentratiekampen Westerbork en Vught. De namen van de concentratiekampen werden verandert in ‘woonoord Schattenberg’ en ‘woonoord Lunetten’. In totaal werden er 3.000 mensen gehuisvest in woonoord Schattenberg, waaronder ook mijn familie.

Deze plekken leken geschikt, omdat het verblijf immers maar zes maanden zou duren. De Molukkers werden dan ook doelbewust uit de Nederlandse samenleving gehouden. Ze mochten niet werken en ook kregen zij geen Nederlands staatburgerschap. In feite waren zij dus staatloos. De terugkeer naar de Molukken kwam steeds later te liggen en in 1956 werd de ‘zelfzorg’ ingevoerd door de Commissariaat voor Ambonezenzorg, wat betekende dat er gewerkt mocht worden.

Het leven in Schattenberg zag er ook anders uit dan het gemiddelde woongebied. Men leefde met grote gezinnen in houten barakken en iedereen in het kamp kende elkaar. Er was een gaarkeuken waar de families hun maal moesten ophalen en een lagere school voor de kinderen. Als mijn opa en oma praten over hun jeugd in Schattenberg, dan hebben ze het over een plek waar iedereen op elkaar lette en waar ze onbezorgd konden spelen. Een plek waar sprake was van sterk saamhorigheid. Hoewel de woonomstandigheden in tegenwoordige zin ver ondermaats waren, was deze plek in hun hoofd toch tijdelijk.

Dat hun verblijf in Schattenberg tijdelijk was is een feit. In 1965 werd de Molukse wijk in Assen geopend en ook elders in het land openden Molukse wijken. Voor het eerst verbleven de families in stenen huizen en hoefden de kinderen niet ver te reizen om deel te nemen aan het hoger onderwijs. De ‘verhuizing’ van het kamp naar de woonwijk ging niet geheel vrijwillig. Voor velen betekende het verhuizen het opgeven van hun idealen en de hoop ooit terug te kunnen keren. Stenen huizen zijn immers bedoeld voor langer verblijf dan houten barakken. Sommige inwoners van de kampen hielden zich zo vast aan hun idealen, dat de kampen met de hulp van militaire orderbewakers en marechaussee ontruimd moesten worden, bijvoorbeeld kamp Berkenoord in Vaassen.

De nieuwe ‘Molukse wijken’, waren en zijn geen doorsnee wijken. Omdat de Molukkers niet op vrijwillige basis naar Nederland vertrokken en mede door Nederland een eigen staat zijn verloren, trof de regering een speciale regeling. Voor de woningen geldt er een voorrangsregeling voor mensen van Molukse komaf. Ook zijn de huren lager dan het landelijke gemiddelde en kreeg elke wijk een eigen kerk en buurthuis. In feite werd er een Molukse enclave gecreëerd, zowel ruimtelijk als sociaal. Voor mij lijkt dit op een soort nabootsing van het leven in de kampen, want ook in de wijken wordt er op elkaar gelet en is er een sprake van saamhorigheid.

Tegenwoordig woont 40% van de Molukkers nog in de Molukse wijken. Wanneer je als Molukker zelf niet in zo een wijk woont, dan kom je er alsnog geregeld, want je hebt er wel familie wonen. De wijken gelden als ontmoetingsplaatsen, een plek waar de Molukse cultuur wordt behouden. Net zoals tradities worden de woningen van generatie op generatie doorgegeven. Hoewel ik er tegenwoordig niet meer vaak kom, voelt de omgeving vertrouwd. Toch denk ik dat de wijk voor mij niet de plek is op te wonen; Ik heb het wel naar mijn zin hier in Utrecht.

Ik hoop je iets geleerd te hebben over Molukkers in Nederland. Heb je nog vragen over dit artikel of over andere zaken uit de Moluks-Nederlandse geschiedenis? Stel ze gerust. Dit kan door een mail te sturen naar l.m.nunumete@students.uu.nl