Waar ligt het geheim van een goede marathon?
Wat hebben Toronto, Osaka en Rotterdam met elkaar te maken, naast dat het grote steden zijn? Inderdaad, alle drie zijn ze ieder jaar verantwoordelijk voor het houden van een gerespecteerde marathon. Ondanks dat het een verschrikkelijke opgave is voor iedereen die er aan begint, zijn de gemiddelde aanmeldingen voor prestigieuze marathons sinds 1981 met 255% toegenomen. In 2018 finishte naar schatting bijna 1,3 miljoen mensen een marathon. Ook ik hoop van het voorjaar aan de start te staan in Rotterdam. Er dwaalt echter wel al een tijdje iets geografisch rond in mijn hoofd rondom de marathon. Want hoe kan het dat in elk afgelegen deel van de wereld er wel een marathon wordt gelopen? En waarom zijn het sinds het begin van de eeuw steeds Ethiopiërs en Kenianen die er met de winst vandoor gaan?
In de allereerste moderne renditie van de marathon, ten tijde van de Olympische Spelen in Athene in 1896, stonden er volgens de boeken welgeteld 18 mensen aan de start. De promotie om de afstand überhaupt op de Spelen te krijgen was al niet zonder slag of stoot gegaan, en men was dan ook niet bepaald enthousiast om van Marathon naar Athene te rennen. De helft wist te finishen, hoogstwaarschijnlijk met gesmokkelde kilometers. Een jaar later werd in Boston de eerste stand-alone marathon gehouden. Dit is overigens tot op de dag van vandaag een hele prestigieuze marathon. Pas na WWII werden meerdere marathons opgericht, waaronder in Japan in 1947 en die van Twente in 1948. Het lijkt tegelijk te lopen met de geleidelijke globalisatie van sport, door middel van wereldrecords (die geleidelijk steeds beter werden) en de Spelen. Zo rond de jaren 80 leek het de standaard voor elke zelf respecterende stad om een marathon te organiseren. En het werd een professionele discipline om de marathon te winnen.
Daarin is de superioriteit van vooral Oost-Afrikaanse atleten op de klassieke afstand zeker niet onopgemerkt gebleven, ook niet in de wetenschap. Er zijn hele boeken over geschreven, met verrijkende hoofdstukken over de geschiedenis, cultuur, antropologie en geografie rondom het belang van bijvoorbeeld de Keniaanse marathon. Opvallend is dat marathon-grootheden Eliud Kipchoge, Brigid Kosgei en Joychiline Jepkosgei (en meer) allemaal uit dezelfde regio komen; de Rift Valley regio, gelegen in het oosten van Kenia. Het dorpje ligt op hoogte, wat belangrijk is voor het kweken van een ultiem uithoudingsvermogen. De grootheden die de regio heeft voortgebracht hebben het dorpje Iten zelfs om weten te toveren tot de marathon-rennende hoofdstad van de wereld, met bijkomende voordelen als coaches, sponsors en managers. Zowel de fysieke als sociale omstandigheden lijken in Iten perfect.
De situatie in Iten kan dan wel ideaal zijn, maar hoe kan het dan dat Oost-Afrikanen alom de lange afstanden domineren? Er wordt veel onderzoek gedaan of het geheim misschien in de DNA-samenstelling zit. Echter is hier nog altijd geen duidelijk bewijs voor aangetroffen. Een deel van het geheim ligt, voor de geograaf, wat meer voor de hand. De regionale cultuur van Oost Afrika lijkt kinderen van jongs af aan op te leiden om uitstekende renners te worden. Kinderen in Oost-Afrika lopen gemiddeld acht kilometer per dag, omdat de voorzieningen op het platteland niet bepaald geconcentreerd is. En lange-afstand lopen is voor veel jonge Afrikanen een realistisch manier om hun geld te gaan verdienen, wat tot een competitieve omgeving leidt.
De vraag is dan, zijn er mensen bereid om hun hele levenstijl aan te passen voor de aanzienlijke voordelen die Oost-Afrikanen van nature lijken te hebben? Of verhuis je naar een ideale regio als Iten voor een persoonlijk record op die marathon? Ik ben voor alsnog niet verkocht om te emigreren. Een marathon lopen is een geweldige prestatie en vele mensen van over de hele wereld hebben het terecht op een bucketlist staan, maar ik vind het boven alles vooral ontzettend ver.
Foto: Sonia Su, 2013. Via Wikimedia Commons.