Van Unnik Praat #12

In deze rubriek genaamd Van Unnik Praat krijgen we een kijkje in de keuken bij SG&PL. Docenten, studenten, stagiaires of andere SG&PL insiders komen aan het woord in deze rubriek. Vandaag presenteren wij: Egbert van der Zee met ‘Non scolae, sed vitae’

Hoewel het voelt als thuiskomen, realiseer ik me dat ik voor veel lezers geen bekend gezicht ben. Sinds 1 februari ben ik werkzaam als universitair docent in het van Unnik, en geef ik vakken zoals Bedreigde Aarde, Intro GIS, Wetenschappelijke Vorming en in het volgende blok Geografie en Toerisme en de excursie naar (Oost) Duitsland en Polen. Ik ben echter langer actief geweest in het van Unnik. Als student in de tijd dat langstuderen nog geen zonde was (2003 – 2011), als bestuurslid van de V.U.G.S. (2006-2007) en als JuDo (2010 – 2013). In deze verschillende rollen heb ik veel verschillende kanten van het onderwijs gezien, en na 4 jaar aan de KU Leuven te hebben gewerkt heb ik ook wat internationaal vergelijkingsmateriaal. In deze editie van Van Unnik praat, wil ik daarom ook stil staan bij mijn visie op het onderwijs, wat er goed gaat en wat er beter kan.

Laat ik maar meteen de toon zetten. Ik hoor vaker dan me lief is van ex-studenten de kreet: ‘wat heb ik nou helemaal geleerd in die studie Sociale Geografie en Planologie’. Achteraf voelen deze studenten zich niet genoeg uitgedaagd, zijn te vaak goed weg gekomen met matig werk en hebben niet het gevoel dat de studie heeft bijgedragen bij de voorbereiding van hun huidige werkzaamheden. Het was gezellig, leuk, interessant soms, maar uitdagend, moeilijk of nuttig toch niet. Misschien komt het je bekend voor.

Dit soort opmerkingen doen mij altijd een beetje pijn. Ik weet, nu als nooit tevoren, dat er een groep mensen toegewijd werkt aan de kwaliteit van ons onderwijs. Lange avonden van feedback geven, met veel creativiteit nieuwe opdrachten bedenken, leerdoelen stellen en naleven en vol passie proberen om niet alleen kennis over te brengen, maar vooral studenten het beste uit zichzelf te laten halen. En dat is maar goed ook, want het is jullie recht om goed onderwijs te krijgen. Mijn verbazing richt zich echter op de volgende tegenstelling. Achteraf blijkt de studie niet genoeg te hebben uitgedaagd, maar een student zal niet snel positief reageren op een vraag om ‘meer’ werk, moeilijkere opdrachten of meer diepgaande literatuur. En dat is ook volstrekt begrijpelijk. Tussen tentamenstof, studiepunten, studieschuld, werk, sport, studievereniging, vrienden, weekendjes weg en (sparen voor) reizen moet gekozen en gebalanceerd worden.

First things first, en de rest komt later wel. Zo sta je als studenten eigenlijk continu in de survival mode. Elke keuze betekent minder aandacht voor de alternatieven, en facebook, instagram en snapchat herinneren je steevast aan hetgeen waar je op dat moment niet voor gekozen hebt. De studie is vaak iets wat moet. Dat komt deels omdat wij, docenten, ons curriculum in dit geweld een plaats proberen te laten krijgen. Dat kan door het gebruiken van de machtsmiddelen die het OER ons geeft. Aanwezigheidslijsten, deelopdrachten, tentamens. Regels en cijfers. Deze tactiek heeft voordelen. Het zorgt ervoor dat de opgegeven stof word voorbereid, de werkcolleges druk bezocht zijn en er hard wordt gewerkt, tenminste in ieder geval in de dagen voor een deadline of tentamen. Het heeft echter ook nadelen. Het roept pijnlijke vragen op als: ‘Moeten we dit ook kennen voor het tentamen?’, en zorgt voor een grote stroom van e-mails met ziek- en afmeldingen, te-laat meldingen en andere meldingen met geldige en minder geldige excuses, gestuurd op alle mogelijke uren van de dag/nacht.

Regels scheppen kaders waarbinnen jij je als student dient te begeven. Zonder regels zou ordentelijk onderwijs niet mogelijk zijn. Regels beperken echter ook, het maakt onderwijs tot een plicht, terwijl het vooral een recht zou moeten zijn. Naar mijn mening gebeuren de meest interessante dingen buiten de opgelegde kaders. Van de gebaande paden. Buiten de box. Daar waar je de ruimte hebt om je eigen nieuwsgierigheid te volgen, de vrijheid hebt te ontdekken, fouten te maken, je grenzen te verleggen. Te leren, je voor te bereiden op wat er ook komen gaat wanneer je het van Unnik definitief achter je laat. Hoewel het voor de universiteit belangrijk is hoeveel ECTS je hoe snel binnen sprokkelt, telt voor mij vooral wat je echt uit je studie haalt. Onderwijs op de universiteit volg je niet voor de universiteit, of voor de docent, maar voor jezelf en voor je verdere leven. Goed onderwijs, dat maken we samen. Inzet, een open en kritisch debat en een focus op mogelijkheden, zodat we de regels minder nodig hebben. Ik kijk uit naar de vele vakken, werkcolleges, scripties en excursies die de komende jaar brengen. Doen jullie mee?