Segregatie, geen onbekend woord voor menig geografie student en al helemaal niet in de stad Utrecht. Wijken zoals Tuindorp en Wittevrouwen staan recht tegenover wijken als Overvecht en Kanaleneiland.  In Overvecht leven bewoners gemiddeld 12 jaar minder lang in goede gezondheid dan in Tuindorp en in Kanaleneiland is de kans dat iemand financieel niet rondkomt vijf keer hoger dan in Wittevrouwen.  De vraag is; hoe lossen we dat op?

Volgens Micha De Winter, hoogleraar aan UU ligt de oplossing in gemengde stadsscholen. We moeten er voor zorgen dat kinderen vaker mengen met kinderen uit een ander sociaal milieu. Scholieren leven volgens de Winter steeds meer in hun eigen bubbel:

Kinderen die opgroeien in well-to-do wijken als het Haagse Benoordenhout of het Utrechtse Tuindorp hebben een zeer geringe kans om in contact te komen met hun leeftijdgenoten aan de andere kant van de weg of de spoorlijn: de Schilderswijk of Overvecht waar achterstand troef is.’’

Hoewel Micha de Winter dit in 2017 in Trouw schreef, is zijn standpunt niet nieuw. Rond 1970 werden de eerste gemengde scholen in Nederland opgericht (sommigen uit noodzaak door een teruglopend aantal leerlingen). Veel wetenschappers en beleidsmakers dachten dat mengen goed was, omdat kinderen moeten leren omgaan met leeftijdsgenoten van een andere afkomst. Bovendien kunnen daardoor de zwakkere kinderen, bijvoorbeeld die met een taalachterstand, zich optrekken aan het niveau van sterkere leerlingen. Op deze manier zou men ongelijkheid tegen gaan en zo segregatie voorkomen.

Toch zijn er ook tegengeluiden; in Juni 2010 betoogde onderwijssocioloog Jaap Dronkers dat leerlingen slechter presteren op scholen waar veel etnische bevolkingsgroepen bij elkaar zitten. Mengen heeft niet alleen geen zin, het kan zelfs beter zijn om in een homogene omgeving te leren, was zijn boodschap.

Het onderwijs heeft natuurlijk meer functies dan kinderen leren rekenen en omgaan met taal. Scholen hebben ook een functie in het bijdragen aan burgerschap en het bevorderen van vertrouwen tussen bevolkingsgroepen. Juist de zichtbaarheid van etniciteit maakt het onderwijs tot een belangrijk sociaal fenomeen. Tobias Stark, in 2011 cum laude gepromoveerd in Groningen, onderzocht of contact tussen leerlingen van verschillende herkomst leidt tot een positievere attitude tegenover de andere bevolkingsgroep. “Tot nu toe was het idee: we zetten leerlingen bij elkaar in de klas, we laten het op zijn beloop en dan gaan leerlingen elkaar vanzelf wel aardig vinden. Dat is niet echt wat er gebeurt”, vertelt Stark. Vooroordelen kunnen ook aangewakkerd worden door (vluchtige) ontmoetingen met andere kinderen. Dan leidt contact juist tot een negatief beeld van een andere bevolkingsgroep. Ook hier zijn gemengde klassen geen tovermiddel. Stark ontdekte dat de aard van het contact essentieel is. Leuke contacten leiden tot een positiever beeld van de gehele groep. “Als je vriendjes hebt, ga je positiever over ze denken. Vervolgens generaliseer je dat beeld naar de groep waar je vriendjes uitkomen. Als je elkaar leuk vindt, verandert ook het beeld van de etnische groep. Andersom geldt hetzelfde.

In Utrecht wordt sinds Februari 2018 geëxperimenteerd met het mengen van scholen in Tuindorp en Overvecht. Om iets van de segregatie te doorbreken en de verschillende werelden samen te brengen, zijn obs Overvecht en obs Tuindorp het kruispunt tussen de wijken overgestoken. De kinderen van groep 3 uit Tuindorp gaan op bezoek bij de kinderen uit groep 3/4 in Overvecht. De ‘vriendschapsschool’ noemen de scholen het project.

Wat dat in de praktijk betekent? Koekjes bakken, fruit eten en dansen op Kinderen voor Kinderen.