Tot mijn 19e levensjaar heb ik altijd in Maastricht gewoond, zo ver aan de rand van de stad dat ik letterlijk de Belgische grens over wandelde als ik mijn honden uit liet. Daarom was mijn beeld van dat land voor het grootste gedeelte van mijn leven heel anders dan die nu is. De Vlaamse dorpen rondom Maastricht waren voor mij altijd meer buitenwijken van mijn eigen stad waar je bijvoorbeeld op dinsdagavond ging sporten en op zondag een ijsje ging eten. Dit beeld had ik totdat ik ergens in september 2016 mijn geografische, maar met name planologische planga kreeg toegesmeten op de universiteit en me werd geleerd kritisch naar de omgeving te kijken. Het was in mijn eerste studiejaar dat mij pas voor het eerst opviel dat onze zuiderburen een rotzooi van hun land hebben gemaakt die zijn gelijke alleen in mijn studentenhuis lijkt te kunnen vinden. Het is zo’n groot en, in mijn ogen, interessant verschil dat ik er dus maar eens een artikeltje aan vuil maak.

Wat mij altijd opvalt aan Nederlandse steden is dat hoe groot ze ook zijn, ze altijd ergens plotseling op lijken te houden. Wanneer je van Utrecht naar Amsterdam reist met de trein of de auto zul je zien dat je links en rechts naast je weilanden en plassen ziet, min of meer totdat je bij Amsterdam – Zuidoost plotseling weer een dichtbebouwd stedelijk gebied in rolt. Dit lijkt redelijk normaal toch? Een stad moet ergens beginnen en ophouden. Toch is dit een beeld dat in Vlaanderen al decennialang gewoon niet meer bestaat. Voor een voorbeeld ga ik weer even terug naar mijn home town. Wanneer je de veertien kilometer van Maastricht naar Tongeren (een Vlaams provinciestadje met zo’n 30.000 inwoners) rijdt, valt het op dat er gedurende de hele rit nauwelijks 100 meter voorbijgaan zonder dat er een huis langs de weg staat, ondanks dat je in een voor de rest weinig verstedelijkt gebied bent. Je rijdt gevoelsmatig door een kilometerslange straat.

Dit is het resultaat van een totale afwezigheid van ruimtelijk beleid in België gedurende een tijd dat het land zich wel hard ontwikkelde op demografisch en economisch gebied. Waar we in Nederland ondertussen al een dikke 100 jaar bezig zijn met het ordelijk inrichten van ons kleine landje hebben de Belgen dat lekker op zijn beloop gelaten. Laatst hoorde ik iemand zeggen dat je een planoloog in België zou kunnen vergelijken met een natuurkundige op een plek zonder zwaartekracht, maar dat even terzijde. Wat gerommel met de site van Eurostat gaf me een paar getallen die goed duidelijk maken hoe het land van Koning Filip erbij ligt. Zo is er alleen al in Vlaanderen krap 6000 kilometer aan lintbebouwing (het fenomeen dat ik in de vorige alinea heb beschreven) te vinden en woont meer dan de helft van de Belgen (57%) in een zogenaamde ‘intermediate populated area’ oftewel een dun noch dicht bevolkt gebied. Nergens in de EU is dit getal hoger en van de 308 Vlaamse gemeenten staan er bij de EU slechts drie als plattelandsgemeente in de boeken. Het zijn numerieke uitdrukkingen van wat men de Nevelstad Vlaanderen is gaan noemen; een resultaat van extreme en ongestructureerde suburbanisatie.

Vlaanderen is dus goed vol aan het raken doordat de kernen zich hebben uitgebreid als een camembert in de zon vanwege het laissez faire beleid van wilde verkaveling dat er al decennialang gevoerd wordt. De Belgen zijn ondertussen dan ook tot het inzicht gekomen dat het zo echt niet langer kan. Vlaanderen zit net als de Randstad namelijk met een joekel van een woningbouwopgave. In de periode tot 2060 verwachten ze dat er zo’n 500.000 woningen (ongeveer evenveel als er in de stad Antwerpen staan) bijgebouwd moeten gaan worden en dat zou binnen de ouderwetse Belgische ruimtelijke stijl helemaal funest zijn voor de open ruimte in het land. Vandaar dat België sinds de eeuwwisseling haar uiterste best heeft gedaan om meer structuur te geven aan de ruimtelijke ordening en het beleid dat daarop van toepassing is. Ze zetten tegenwoordig helemaal in op inbreiding en het aantrekkelijk maken van de stad voor jonge tweeverdieners met kinderen als alternatief voor een huis in een interstedelijk gebied, beleid dat zich op een zekere plek ten noorden van België natuurlijk al helemaal bewezen heeft.