Van kamp naar stad
Eind 2016 zijn er wereldwijd 65,6 miljoen mensen op de vlucht. 17,2 miljoen mensen zijn hun land ontvlucht, waaronder bijna 5,5 miljoen Syriërs. 40,3 miljoen mensen zijn ontheemd: op de vlucht in eigen land. Het aantal mensen die verblijven in vluchtelingenkampen stijgt dan ook, gemiddeld blijven ze er zo’n 17 jaar. In de kampen ontstaat een samenleving, een stad en een infrastructuur van mensen, goederen en informatie. Toch worden de kampen niet als steden beschouwd.
In 1982 werd het plan van aanpak voor een kamp voor het eerst officieel vastgelegd, in het UNHCR Handbook for Emergencies. Hier vind je het hele UNHCR Handbook for Emergencies In dat 576 pagina’s tellende document worden twintig bladzijden gewijd aan site selection, planning and shelter. Zo’n plan ziet er als volgt uit: zestien tenten vormen een cluster, zestien clusters vormen een blok, vier blokken vormen een sector, en vier sectoren vormen een kamp voor 20.000 man. Elk blok heeft zestien sanitaire gebouwen, en elke sector een school. De structuur is vergelijkbaar met de opzet van militaire kampen. De onpersoonlijke aanpak laat weinig ruimte over voor individualisme.
Hiernaast zorgt het huidige ontwerp van vluchtelingenkampen er voor dat de vluchtelingen afhankelijk blijven van services. Zo wordt eten gedistribueerd in plaats van dat er supermarkten zijn en is er geen werkgelegenheid. Het ontbreken van keuzevrijheid zorgt er al snel voor dat de vluchtelingen zich gevangen voelen.
De voorzieningen die er wel zijn worden volgens de UNCHR niet genoeg onderhouden. Zo wordt vuilnis vaak niet opgehaald, wegen niet onderhouden en de huizen of tenten niet opgeknapt. De gedachte heerst dat mensen er maar tijdelijk wonen en dat onderhoud voor de lange termijn niet nodig is. Het zorgt na 17 jaar wonen voor verpaupering en verloedering.
Om de strenge structuren van vluchtelingenkampen heen ontstaat desalniettemin dikwijls stedelijke ontwikkeling. Die stedelijke ontwikkeling bestrijkt allerlei gebieden. Economisch bijvoorbeeld. Want hoewel de vluchtelingen officieel niet mogen werken – ze hebben immers geen verblijfsvergunning, en dus ook geen werkvergunning – wordt ondernemerschap binnen veel kampen wel gedoogd. Er ontstaat een informele kampeconomie. De inwoners verdienen met handeltjes in levensmiddelen, met een restaurantje, met het aanbieden van diensten als kapper of houtbewerker, met het besmeren van muren met klei, met het verhuren van een hut op een centrale locatie vlakbij de markt of met het aanleggen van elektriciteit naar tenten.
Wie genoeg verdient is niet meer afhankelijk van de VN voor voedsel, en verhandelt de rantsoenen op de zwarte markt even buiten het kamp. Van dat geld wordt dan bijvoorbeeld stroom voor licht en televisie betaald. En zo ontstaat, net als in een stad, ook een gelaagde samenleving in het kamp. Met als sociaal vangnet voor de onderste laag van de kampbevolking de voedselpakketten van de VN.
De kampstad krijgt ook politieke kenmerken. Vluchtelingen hebben een non-politieke status, maar in vluchtelingenkampen vinden wel politieke processen plaats. Er staan leiders op, vaak gebaseerd op politiek of macht in het thuisland. De UNHCR probeert zoveel mogelijk met die leiders samen te werken, met name om de orde te handhaven. Bijvoorbeeld in Kenia, want met slechts 970 Keniaanse politiemannen in alle vluchtelingenkampen in het land – waar in totaal ruim 564.000 vluchtelingen zitten -, moeten de kampbewoners de orde ook veelal zelf bewaken. Hoewel de Keniaanse wet officieel geldt hebben de verschillende nationaliteiten in het kamp hun eigen rechtssystemen ontwikkeld, met hun eigen gevangenissen.
De VN kampt vooral met het probleem dat vluchtelingenkampen als noodoplossing gezien worden. Vanuit de politiek is er geen steun om meer budget uit te trekken voor lange termijn plannen die uiteindelijk misschien helemaal niet nodig zijn. Tegelijkertijd is een paar decennia op een mensenleven niet niks. We parkeren vluchtelingen op een plek die weinig problemen oplevert, plakken er een stempel ‘tijdelijk’ op, en zien toe hoe hele generaties opgroeien als vluchteling, in plaats van als vrije mensen. Zonder stemrecht, zonder te kunnen reizen, zonder recht om te werken.
Het minste wat we kunnen doen is meer planologen het veld in sturen om de kampen een leefbaarder structuur te geven waarin mensen tijdelijk of niet, zich kunnen ontwikkelen als individu.