Van gevelplaten die worden weggesmeten naar gevelplaten die worden opgegeten.
Afgelopen week zat ik in de trein een artikel te lezen uit de National Geographic over circulaire economie en hoe afvalstromen verminderd kunnen worden door het ‘afval’ te hergebruiken. Zo ging verslaggever Robert Kunzig langs bij Aurubis, een van de grootste koperproducenten van de wereld, die een speciale machine ontworpen voor het verwijderen van koper en andere metalen uit oude apparaten. Maar ook producten die wij al eeuwenlang als afval beschouwen kunnen tegenwoordig worden hergebruikt. Zo bedacht Doris Nienhaus een manier om de grondvervuiling door (varkens)mest tegen te gaan door de mest in een machine te laten uitsplitsen in nitraten als fosfor en sulfaat, waarnaar deze weer konden worden doorverkocht. Het circulaire project waar ik het echter over wil hebben is Park 20|20, een innovatief bedrijventerrein waar letterlijk alles wat je kan zien en aanraken terug te voeren is tot iets dat valt te hergebruiken.
Gebouwd in een moerassig landschap met veel begroeiing en water net buiten Hoofddorp staan 12 kantoorpanden die in een eerste oogopslag niet gelijk bewondering of interesse opwekken. Toch wordt hier gewerkt aan misschien wel de toekomst van de architectuur. Het bedrijventerrein is namelijk compleet ontworpen aan de hand van het Cradle to Cradle design (hierna C2C) van McDonough en Braungart. Deze architect en scheikundige schreven in 2002 een revolutionair boek, Cradle to Cardle: Remaking the way we make things, waar zij ingaan op een nieuwe vorm van circulaire economie waarbij het concept van afval niet meer zou bestaan. In dit boek worden drie hoofddoelen uitgezet waaraan C2C moet voldoen: “Use clean and renewable energy”,”Celebrate diversity” en “Everything is a resource for something else”. (McDonough.com) Aangezien McDonough persoonlijk is aangesteld als architect voor Park 20|20, zijn deze hoofddoelen maximaal verwerkt in dit revolutionaire business park.
De moerassige omgeving van het park is dan ook niet zomaar; het past perfect in het plaatje van “Celebrate diversity”. McDonough en Braungart zijn van mening dat de ecologie van een project per locatie zeer verschillend en uniek is. In plaats van het minimaliseren van hun impact op deze ecologie, zoeken zij naar manieren om de ecologie te verbeteren, door middel van bijvoorbeeld meer groen of water. Met al hun projecten willen zij dus de lokale omgeving verbeteren en in Hoofddorp hebben zij dit toegepast door het planten van meer groen, het loslaten van bijen en vlinders en het produceren van verse groenten, kruiden en fruit voor de faciliteiten op het park. Zowat alle producten die verkocht worden op het park zijn lokaal geproduceerd en alle materialen die worden gebruikt hebben ecologisch verantwoorde keurmerken als het eigen C2C en het MBDC-keurmerk. Ook worden natuurlijke kringlopen toegepast zodat dat de gebruikers van het park zoveel mogelijk teruggeven aan de natuur van wat ze gebruiken. (Park20|20)
Binnen in de gebouwen is ook van alles gedaan om het zo ecologisch verantwoord en circulair mogelijk te maken. Zowat alle energie die het park gebruikt wordt lokaal geproduceerd door de nieuwste technieken in energiewinning en -opslag. Het regenwater wordt bijvoorbeeld opgevangen en gebruikt om het toilet mee door te spoelen en dit rioolwater wordt daarna weer gefilterd zodat er zo min mogelijk afval het terrein verlaat. Daarnaast is er een lokale warmte- en koude opslag, dat de natuurlijke warmte en koude opslaat als verwarming of verkoeling, en een zeer zuinig energiesysteem, waardoor de CO2 uitstoot drastisch lager is dan de parken in de omgeving. Dit alles om de omgeving zo min mogelijk aan te tasten en het welzijn van de gebruikers te verhogen. (Gemeente Haarlemmermeer)
De gebruikers van het park zien niet alleen een symbiotische omgeving, ook de gebouwen zijn bijna volledig her te gebruiken of biologisch afbreekbaar. Zo zijn de vloeren in het gebouw niet van beton, maar van lange stalen buizen. Door warm of koud water door deze buizen te laten lopen kan de temperatuur van het gebouw goed worden geregeld en kan het water dat ervoor nodig is schoon en hernieuwbaar worden gewonnen uit het nabijgelegen kanaal. Dit is echter nog niet het innovatiefste aan deze simplistisch lijkende stalen buizen. Elk onderdeel van een gebouw op het park krijgt een eigen ‘materialenpaspoort’ (Circulair Nederland) waarmee precies gekeken kan worden hoeveel en waar het aanwezig is in het gebouw en hoe het materiaal kan worden hergebruikt of worden teruggevoerd naar de natuur. (National Geographic) De stalen buizen kunnen bijvoorbeeld worden gedemonteerd en hergebruikt op een andere locatie, terwijl de gevelplaten letterlijk gegeten zouden kunnen worden door de bouwvakkers. Op deze manier produceert het gebouw geen afval terwijl het gebruikt wordt, maar is het ook afvalvrij bij de sloop en zou het dus zonder een spoor van ‘vernieling’ achter te laten van de aardbodem kunnen verdwijnen.
Park 20|20 probeert dus door middel van het Cradle to Cradle design een compleet recyclebaar bedrijventerrein neer te zetten, waar alles ecologisch verantwoord, herbruikbaar of biologisch afbreekbaar is. Niks wordt aan het toeval overgelaten en elk facet van het terrein is gemaakt om een te zijn met zijn omgeving. En dit alles lijkt ook zijn weerslag te geven op de werknemers die er op dit moment werken. Zo zou er minder ziekteverzuim zijn en een hogere productiviteit onder de werknemers. De vraag blijft natuurlijk of het ooit zover gaat komen dat alles in onze omgeving herbruikbaar of biologisch afbreekbaar is, maar tot die tijd kunnen we hier in ons eigen kikkerlandje van dit utopische toekomstbeeld genieten.
Bron National Geographic: Weg met het afval door Robert Kunzig in National Geographic Nederland maart 2020.
En voor de liefhebbers nog een kijkje op het park vanuit de lucht nu het bijna af is: